27 39 VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS. Burgemeester en Wethouders, v. Karnebeek. De Secretaris, M. v. Reenen. sub a.: „ten hoogste f 0.50 per werkdag” en sub b.: „f 1. per werkdag voor gehuwden en kostwinners en f 0.50 per werkdag voor ongehuwden, geen kostwinners”. Zij hebben derhalve, op grond van het bovenstaande, de eer den Gemeenteraad voor te stellen, om goed te keuren, dat, voor zoover en voor zoolang zulks voor de uitvoering der „noodregeling” wordt vereischt, worde afgeweken van de artikelen 4, 8, 10, 11, 12 en 13 der Verordening op het Gemeentelijk Werkloozenfonds (Verz. 1908, No. 10), in dier voege: a. dat de beslissing van geschillen, over de toepassing der „noodregeling”, tussehen het Fonds en de werkloozen- kassen zal berusten bij een door den Minister aangewezen arbiter; b. dat de uitkeeringeu ook geheel op rekening van het Fonds kunnen plaats hebben; e. dat de uitkeeringeu niet gebonden zijn aan een maxi- mum-duur; d. dat ook d i e werkloozenkasseu zich bij het Fonds kunnen aansluiten, welke slechts tot de werkloozenkas toe laten de leden der vakvereeniging, waarvan die kas uitgaat; e. dat de uitkeering wordt gegeven aan ieder, die gedu rende tenminste 3 maanden contributie aan een werkloozen kas heeft betaald en dat het recht op uitkeering ingaat 8 dagen nadat de werkloosheid is aangevangen; f. dat de in het schrijven van den Minister genoemde eischen van toelating van kassen tot het Fonds, in de plaats treden van de voorwaarden, waaraan vereenigingen en personen, die aanspraak maken op bijslag volgens de genoemde Verordening en het in art. 13 daarvan bedoelde Huishoudelijk Reglement moeten voldoen. Voor het geval de Gemeenteraad zich met dit voorstel vereenigt, hebben Burgemeester en Wethouders verder de eer voor te stellen om hun, ter uitvoering van de „nood regeling”, waarmede het Bestuur, overeenkomstig zijn be reidverklaring, zal worden belast, het noodige crediet te verleenen, waarvan de verantwoording te zijner tijd zal volgen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1914 | | pagina 939