27 57 VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS. No. 106, lost de vraag niet op. Alleen geeft punt X dier Nota eene aanwijzing dat de scheidsman zijne taak ruim heeft op te vatten. Op den voorgrond zij gesteld, dat het te ’s-Gravenhage geldt vereenigingen, die vroeger niet zijn toegetreden, om dat bjj hen bezwaren tegen de gemeentelijke regeling be stonden. Nu is het blijkbaar de bedoeling der „noodrege- ling”, op ruime schaal de gelegenheid tot toetreding te openen ook voor hen, die zich vroeger wegens voor hen geldende bezwaren onthielden. Het komt mij daarom voor, dat al de grieven van thans toegetredenen moeten worden onderzocht, voor zoover ze althans niet betreffen eischen, die in het Ministerieel schrijven van 22 Augustus bepaald en duidelijk zijn gesteld Wat het tegenwoordige geschilpunt betreft, noemt dit schrijven als eisch, waaraan de vakvereenigingen zich moeten onderwerpen: „het aanvaarden van de controle door het Werkloozenfonds”. Wat is de beteekenis van deze bepa ling? Ik meen ze aldus te moeten opvatten, dat de vereeni gingen zich in het algemeen aan de controle, d.w.z. aan een zeker toezicht, vanwege het werkloozenfonds moeten onderwerpen, doch dat de vraag, hoe dat toezicht zal wor den geregeld en hoever het zich zal uitstrekken, voor nader onderzoek en beslissing vatbaar blijft. Thans moet dus de vraag worden beantwoord, of en in hoever de geopperde grieven juist zijn te achten. Dat het gemeentelijk fonds, wanneer het bijslag verleent, volledige aanspraak er op heeft, eenig toezicht uit te oefenen, wordt algemeen erkend. Zoodanig toezicht is dan ook overal in de verordeningen en reglementen opgenomen. Voor dergelijk toezicht bestaat te meer grond, nu zich in dezen tijd het geval kan voordoen, dat de vereeniging en hare kas geen geldelijk belang meer hebben bij het al of niet doen plaats hebben der uitkeering. Het toezicht zal vooreerst betreffen het gevoerde beheer in het algemeen, de inning der bijdragen, de ordelijkheid der boekingen, enz. Doch de gemeente kan ook niet prijsgeven een zekere controle over de wijze, waarop het bestaan en het voort duren van de werkloosheid der leden door de Vereeniging wordt beoordeeld, vastgesteld en nagegaan. De vraag blijft over, of het middel, dat daartoe te ’s-Gra venhage is gekozen en dat overal waar het wordt toegepast zooveel aanstoot geeft, als een doeltreffend en oorbaar middel is te beschouwen. Zoodra men te doen heeft met eene vakvereeniging, die goed is ingericht, hare taak begrijpt en haren plicht ver-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1914 | | pagina 957