27
1
f
58
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.
vult, beantwoord ik die vraag ontkennend. De grondslag
van het geheele hier te lande aanvaarde stelsel is de werk
zaamheid der vakvereeniging, waaraan de gemeente steun
verleentrOok het gemeentebestuur van ’s-Gravenhage heeft
dit van den aanvang af ingezien en erkend. Men vergelijke
het praeadvies van Burgemeester en Wethouders van 9/12
April 1907, No. 372, ook afgedrukt in het boekje: Gemeente
lijk Werkloozenfonds ’s-Gravenhage (De Swart Zoon, 1908)
bl. 6 vlg. De vakvereenigingen oefenen voortdurend toezicht
uit. Meestal passen zij o.a. den maatregel toe dat de werk-
looze zich tot controle moet aanmelden, doorgaans dage
lijks, soms op uren, die eiken dag wisselen. Naast dit middel
van toezicht bezigen zij echter ook andere, die nog groote-
ren waarborg geven in zooverre, dat zij zonder voorafgaan
de waarschuwing werken: ondervraging van den werklooze
door de bestuurders of andere daarmede belaste personen,
onderzoek van de juistheid zijner opgaven. Bovendien, de
leden die elkaar kennen en over hun werk gemakkelijk
kunnen oordeelen, zien voortdurend op elkaar toe (men
vergelijke de redevoering van den Wethouder De Wilde in
de vergadering van den gemeenteraad van 3 Februari 1908,
t.a.p. bl. 134 reg. 46, en de redevoering van tien voorzitter
in de vergadering van 17 Februari 1908. bl. 268, „alleen de
werklieden kunnen elkander naar behooren controleeren”).
Het is opmerkelijk, dat ook reeds in de memorie van toe
lichting tot het, op 9 Augustus 1907 ingediende, wetsontwerp
tot het geven van Rijksbijdragen aan gemeenten in hare
uitgave ten behoeve van de verzekering tegen de geldelijke
gevolgen van werkloosheid deze controle op den voorgrond
werd gesteld: „Tegen simulatie moet zooveel doenlijk ge
waakt zijn, hetzij doordat de verzekering gegrond is op de
medewerking van vakvereenigingen welker werkzaamheid
voldoenden waarborg oplevert voor het tegengaan van
simulatie.
Het kan niet anders, of het moet de vakvereenigingen,
die aldus op verschillende wijze ernstig en doelmatig toe
zicht uitoefenen, zeer onaangenaam treffen en aan hunne
beteekenis te kort doen, indien de gemeentelijke instelling
iederen werklooze, die reeds dagelijks wordt gecontroleerd,
nog eens onderwerpt aan een soortgelijke controle, die uit
den aard der zaak minder afdoend is. Dat de dagelijksche
aanmelding bij de Arbeidsbeurs om verschillende redenen
geen afdoenden waarborg tegen mogelijke misleiding kan
opleveren, behoeft zeker niet nader te worden aangetoond;
het schijnt zelfs minder wenschelijk, daarover in bijzon
derheden te treden. Alleen worde er nog op gewezen, dat
hoe grooter de gemeente is, des te minder kracht aan het