27 73 VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZEN’FONDS. III. Contributiebetaling bij gedeeltelijke werkloosheid. 4 I Een der eischen, waarvan de toelating, ten behoeve der noodregeling, van eene werkloozenkas afhankelijk is, luidt: „het voortgaan niet het storten der contributies aan de „werkloozenkas door de nog werkende leden.” Een lid, dat niet gedurende de volle week werkt, of in het algemeen gedeeltelijk werkloos is, moet ten aanzien hiervan als „w erken d” worden beschouwd, zoolang de gedeelte lijke werkloosheid niet van dien aard is, dat hij in de termen voor werkloozeu-uitkeering valt, en moet dus over die week de contributie Voor de werkloozenkas betalen. Is de gedeeltelijke werkloosheid van dien aard, dat recht op uitkeering aanwezig is, dan zoude het lid als „niet-wer kend” zijn te beschouwen. Ingeval het reglement der werk loozenkas hem echter ook in dat geval tot eontributie-be- taling verplicht, blijft deze verplichting bestaan. zulke leden, zoodra een werkloozenkas is gedaald beneden ‘25 pCt. van haar saldo op 1 Augustus 1914 en dus de geheele uitkeering geschiedt op rekening van het gemeentelijk fonds, wordt beantwoord door de circulaire van 22 Augus tus 1914, La. C„ Afdeeling Arbeid. „De kosten, die daardoor aan het werkloozenfonds worden veroorzaakt zouden geheel voor Rijksrekening zijn.” Dat geldt dus ook voor de uit- k e e r i n g e n uit het gemeentefonds aan dergelijke leden, nadat het vermogen der kas is gedaald beneden 25 pCt. van het saldo op 1 Augustus 1914. Ook deze uitkeeringen komen voor rekening van het Rijk. 1 IV. De contribution voor de werkloozenkas, die moeten blijven betaald, en dus inkomen, nadat het vermogen der werkloozenkas is gedaald beneden 25 pCt. van het saldo op 1 Augustus 1914. Ter nadere toelichting van punt IX der circulaire van 28 September 1914, no. 106, diene nog het volgende. Voorzoover men te doen heeft met de centrale werk loozenkas van een n at i o n a 1 e n vakbond, moeten alle hierboven bedoelde contributiën worden gestort in de cen trale werkloozenkas van den bond. Omtrent de verrekening dezer contributies zal later door het Rijk met de centrale werkloozenkassen eene regeling worden getroffen. Bij zuiver plaatselijke werkloozenkassen moeten deze contributiën dus die, welke zijn ontvangen, nadat UZ

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1914 | | pagina 973