27 7 VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS. r III. Stand van het Fonds. Ongetwijfeld heeft de crisis, onder de werking van de Noodregeling de ontwikkeling der werkloozenverzekering in hooge mate bevorderd. Speciaal de uitbreiding van de Noodregeling tot de na 1 Augustus 1914 opgerichte kassen is velen ten goede ge komen. Deze aanvulling neergelegd in het ministeriëele In het midden latende of ooit tijdens de Noodregeling sprake is geweest van crisis-werkloosbeid bij de overige bij ons Fonds verzekerde groepen van arbeiders, kan zeker in het afgeloopen jaar niet gewezen -worden op een abnor- malen toestand in de Grafische vakken, in het Bakkers en Slagersbedrijf, onder Handels- en Kantoorbedienden, Wagen- en Rijtuigmakers. Samenvattende zou men betreffende den algemeenen toestand in deze Gemeente kunnen zeggen, dat verbetering duidelijk waarneembaar is, en de omvang der werkloos heid vrijwel naar het normale is teruggeloopen. Intusschen moet hier worden opgemerkt, dat wegens de mobilisatie vele werkkrachten niet op de arbeidsmarkt mededingen, zoodat de bewering, alsof er thans geen of zeer -weinig werkloosheid bestaat, in zekeren zin slechts een betrek kelijke waarde heeft. (De ten aanzien van de gemobili seerde leden van werkloozenkassen getroffen regelingen zijn opgenomen onder bijlagen Nr. VIII, XVI, XVIII en XXII). In verband met een verzoek van de Kamer van Arbeid voor de Confectiebedrijven heeft het Stedelijk Steuncomité zich het lot der niet tegen werkloosheid verzekerde werk- looze kleermakers aangetrokken en op flinke schaal aan hen aanvankelijk 86 man werk verschaft. De vervaardigde kleedingstukken werden hoofdzakelijk verkocht aan de vluchtelingenkampen. Naar aanleiding van de bepaling der Nocxlregeling (voor komende in de circulaire van 28 Sept. 1914), dat alleen wanneer de werklooze weer voor vrij geruimen tijd regel matig arbeid verricht, moet worden geëischt, dat er op nieuw een wachttijd verloopt, werd door het Bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds in zijn vergadering van 14 September besloten, dat slechts dan een tweede wacht tijd (8 dagen) in acht genomen moet worden, wanneer tusschen twee perioden van werkloosheid, ten minste 3 maanden is gewerkt. (Bijlage Nr. XV). Men bedenke, dat de vroegere regeling (14 dagen) niet berekend was op perio den van werkloosheid, als thans worden doorgemaakt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1915 | | pagina 1000