27 44 Ging men rekening houden met de bijzondere omstandig heden van ongehuwde kostwinners naar gelang zij tot een gezin belmoren of niet, dan zou er zeker niet minder reden bestaan om de maximum-uitkeering van f 6.— voor ge huwden en kostwinners te verlioogen, naar gelang der grootte van het gezin. Terecht wordt dit niet voorgesteld. Immers zal men het er wel over eens zijn, dat met de uit- keeringen, zooals die bij Raadsbesluit van 7 September j.l. zijn vastgesteld, niet kon worden beoogd om in de behoeften van alle werklooze leden van aangesloten werkloozenkassen of van hunne gezinnen te voorzien, aangezien het hier ver- zekeringsuitkeeringen betrof en deze vanzelf niet mochten gaan boven de bedragen, die de werkloozenkassen en de gemeentelijke werk loozen fondsen in normale tijden uit- keeren. Een poging om de maximum-uitkeeringen te verhoogen, heeft Burgemeester en Wethouders van Rotterdam zich doen wenden tot den Minister van Financiën, o.a. met de vraag, of, indien tot die verhooging werd besloten, de Re- geering bereid zou zijn een aandeel ook in het hoogere bedrag voor rekening van het Rijk te nemen. Bedoelde po ging slaagde evenwel niet, nadat door den Minister was geantwoord: „Wat het door U aangevoerde punt aangaat, meen ik er Uwe aandacht op te mogen vestigen, dat de uitkee- ringsbedrageu, gelijk die in de circulaire van 22 Augustus 1914 La. C. afd. Arbeid zijn genoemd, opzettelijk zoodanig zijn gekozen, dat zij zoo nauw mogelijk aansloten bij de bedragen, die de verzekering tegen werkloosheid hier te lande voor normale tijden kent. „Ik erken nu gaarne, dat, waar de crisis zoo lang duurt, andere bronnen van inkomsten, waaruit de verzekerde werklooze in andere tijden de werkloozenuitkeeriug aan vullen kan, dreigen uitgeput te raken en er dientenge volge voor hem bijzondere nooden ontstaan die aanvulling van het bedrag der werkloozenuitkeering wenschelijk maken. „Speciaal kan dit zeer zeker gelden voor grootere ge zinnen, waarin slechts één lid tegen werkloosheid is ver zekerd, of bijzondere nooden, als voorziening in kleeding en dekking, enz. Het ligt echter niet op den weg der werk- loozenverzekering om daarin te voorzien en langs dezen weg kan de Regeering dus daarin niet bijdragen. „Het komt mij juister voor, dat zulk een aanvulling der nitkeering geschiede door het Steuncomité, gelijk dat in VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1915 | | pagina 1032