27 61 VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS. roepsarbeid (verrichten van loopwerk, drijven van nering of negotie, enz.) De vraag, in hoeverre iemand, die, in een bepaald vak werkloos zijnde, werkzaamheden is gaan verrichten in een anderen bedrijfstak, moet geacht worden van beroep te zijn veranderd, en niet meer werkloos te zijn in zijn oor spronkelijk vak, zal in elk speciaal geval afzonderlijk die nen te worden beantwoord. Indien zoodanige overgang naar een anderen bedrijfstak aanwezig is, zou van gedeeltelijke werkloosheid, ten aan zien van het oorspronkelijke vak, niet meer kunnen worden gesproken, ook al blijft het in het nieuwe beroep verdiende loon beneden dat hetwelk in het oorspronkelijke vak werk verdiend. De aandacht zij er voorts nog op gevestigd, dat sub VI in circulaire dd. 15 December 1914, No. 1140, afd. W. V., is opgemerkt, dat loon, uitkeering en bijslag te zamen moeten blijven beneden het normale loon. III. De contributiën voor de Werkloozenkas, die inko men, nadat het vermogen der Werkloozenkas is gedaald beneden 25 pCt. van het saldo op 1 Augustus 1914. Ingevolge het bepaalde sub IV der circulaire van 15 De cember 1914, No. 1140, Afd. W. V., werden deze contributiën voor de plaatselijke werkloozenkassen reeds thans gebruikt voor het doen van uitkeeringen. Aangezien meer dan eens de vraag is gerezen, hoe dit het best geschiedt, volgt hieronder eene uiteenzetting dezer aanwending tot het doen van uitkeeringen. De bedragen der ingekomen contributiën worden van wege de betrokken werkloozenkas bijv, wekelijks (of in andere, met de boekhouding der kas overeenkomende, ter mijnen) aan het fonds opgegeven. Beloopen zij nu een be drag, waaruit gedurende eenigen tijd de noodige uitkeerin gen uit de werkloozenkas weder zouden kunnen worden verstrekt, dan worde telkens over zoodanig tijdvak, na overleg tusschen fonds en kas, de betrokken kas beschouwd als niet „uitgeput”, zoodat over die week de kas weder zelf standig uitkeert en het Fonds op die uitkeeringen een bij slag verleent. Over die week worden uitkeeringen en bijslag uiteraard voor zooveel noodig, met het Rijk verrekend, ge heel op denzelfden voet als zulks voor kassen, welke nog niet zijn „uitgeput”, geschiedt in de daarvoor bestemde kolommen van de verrekeningsstaten voor de noodregeling inzake werkloozenverzekering. IV. De eisch van drie maanden contributiebetaling. Enkele malen is gevraagd, of iemand, die overgaat van de eene werkloozenkas naar de andere, ten aanzien der

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1915 | | pagina 1049