27 77 VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS. Bijlage XXIV. MINISTERIE VAN FINANCIËN. ’s-Gravenliage, 14 Januari 1916. Centraal Bureau Werk loosheidsverzekering. Kneuterdijk 5. Aan de Besturen der Gemeentelijke Werkloozenfondsen. No. 4719. Vervolg op schrijven van 19 Februari 1915, No. 1807, afd. W. V., betreffende uitgetrok ken leden van werk- loozeukassen. Deze laatste alinea houdt in, dat het voortduren van het „uit getrokken” zijn tijdens de noodregeling ook geldt voor die geval len, waarin het aantal dagen van uitkeering niet gebonden is aan een kalenderjaar, doch aan een boekjaar, een hondsjaar, een jaar, dat wordt gerekend van den eersten dag der uitkeering af, enz., enz. In aansluiting aan neveuvermelde circulaire heb ik de eer Uw Bestuur mede te deelen, dat teu aanzien der vraag, of een tegen werkloosheid verzekerde, die krachtens de bepa lingen van het reglement zijner werkloozenkas zoogenaamd „uitgetrokken” was, met ingang van 1 Januari 1916 als op nieuw reglementair-rechthebbende moet worden beschouwd, moet aangenomen worden, dat zoolang de noodregeling nog voortduurt „uitgetrokken” leden van werkloozenkassen niet door het intreden van een nieuw kalenderjaar (1916) opnieuw reglementair rechthebbend worden. Zij moeten derhalve worden beschouwd „uitgetrokken” te blijven, waarbij voorts de nadere uiteenzetting in de laatste alinea der circulaire van 19 Februari afd. W. V. No. 1807 evenzeer geldt. De gansche duur der noodregeling wordt dus ten aanzien van dit punt als één geheel beschouwd. Uiteraard blijft hierbij van kracht hetgeen omtrent de rechten van uitge- trokken leden is bepaald in de ministerieele circulaires van 27 December 1915 en 7 Januari 1916, afd. W. V. Nos. 4520 en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1915 | | pagina 1065