27
I
83
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.
talrijke nieuwe centrale werkloozenkassen, welke tijdens de
noodregeling tot stand kwamen en toen ook hebben opge
nomen de leden, gevestigd in de gemeenten, die vóór
1 Augustus 1914 geen steun verleenden, zeer moeilijk blijken,
de verzekering over deze leden te blijven uitstrekken. In
die gemeenten toch was juist het ontbreken van den steun
der overheid voor een deel oorzaak, dat de verzekering
er niet voldoende wortel schoot en dientengevolge zal eene
afbrokkeling der verzekering niet kunnen uitblijven. Die
nu zal zich vertoonen juist in die beroepen, waarin de ver
zekering geen gemakkelijk te ontginnen bodem vindt en zij
toch gewenscht is, als in de bouwbedrijven, den land- en
tuinbouw, de transportbedrijven. Dat gevolg zou zeker, ook
door de besturen der gemeenten, waar tijdens de nood
regeling de werkloosheidsverzekering den steun der ge
meentelijke overheid genoot, worden betreurd. Zij zullen,
naar ik vertrouw, inderdaad willen medewerken, om het
den arbeiders in hunne gemeenten b 1 ij v e n d mogelijk
te maken, zich zelf ten opzichte der geldelijke gevolgen
van werkloosheid te helpen, al ware bet slechts uit deze
overweging, dat „selfhelp” stellig de voorkeur verdient
boven een toestand, waarin bij werkloosheid op de wel
dadigheid wordt geleund.
Ik doe daarom allereerst op deze gemeenten een krachtig
beroep, om ook na afloop der noodregeling haren steun aan
de werkloosheidsverzekering te blijven verleenen. Zij heb
ben er toe medegewerkt de kassen op de been te houden
en zullen dat ook in de toekomst bezwaarlijk kunnen
nalaten, omdat anders weer zou verloren gaan, wat zij iu
dagen van ongekend scherpe crisis gesteund en mede opge
bouwd hebben.
Dit beroep op de bedoelde gemeentebesturen wensch ik
nader aan te vullen met eenige beschouwingen, die ook
voor de gemeenten met permanente fondsen van overwe
gende beteekenis zijn.
Indien de noodregeling zonder meer ophield, zou daar
mede aan de werkloosheidsverzekering de Rjjkssteun weder
ontvallen. De gemeenten met permanente fondsen zouden
wederom geheel uit eigen middelen den bijslag op de uit-
keeringen verleenen, ook dan wanneer na beëindiging der
noodregeling opnieuw eene meer dan gewone werkloosheid
mocht intreden.
Ik 'acht echter de bevordering der werkloosheidsverzeke
ring van zoo groot nationaal belang, dat ik indien de
Staten-Generaal daartoe hunne medewerking willen ver
leenen bereid ben, in de toekomst door het Rijk een be
langrijk aandeel in den geldelijken steun aan de werkloozen-