27
96
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.
der contributies der leden van de werkloozenkas. zoodat hoe
hooger de contributie wordt ook de geldelijke steun van
Rijk en Gemeente vermeerdert
In deze laatste regeling ligt, naar het oordeel van ons
Bestuur, veel goeds. Immers, al kan met den Minister vol
komen worden toegegeven, dat door de „Noodregeling” de
werkloozenverzekering in ons land in het algemeen en in
onze Gemeente in het bijzonder aanmerkelijk is uitgebreid,
zoo moet toch aan den anderen kant er op worden gewezen,
dat het karakter van werkloozenverzekering door de „Nood-
regeliug” wel eenigermate is geschaad, ook hieruit blijken
de, dat bij de werkloozenkassen in het algemeen zekere
neiging was waar te nemen, om te steunen op de Overheid,
zoodat ernstige pogingen, om de veel te lage contributies
te verhoogeu, zelden werden waargenomen. Indien nu de
geldelijke Overheidssteun afhankelijk wordt gesteld van het
bedrag der contributies, dan ligt hierin vanzelf een heil
zame prikkel voor de werkloozenkassen om te voldoen aan
de eischen, die aan iedere verzekering en dus ook aan een
werkloozenverzekering moeten worden gesteld.
Mocht nu het •voornemen van de Regeering slagen, dan
zou hierdoor tweeërlei bereikt worden.
Vooreerst zou de opvoedende kracht, die in dit plan ten
opzichte van de werkloozenkassen ligt, er toe kunnen lei
den, dat de leden hun verantwoordelijkheid ten aanzien
van hun gezin in dagen van werkloosheid meer dan tot
dusver zouden gevoelen. Dit is, wij mogen spreken uit
ervaring, van groote beteekenis. De werkman moet gevoe
len, dat hij niet maar te steunen heeft op de Overheid, maar
dat hij zelf in den vorm van een aanmerkelijke verhooging
der bestaande contributie heeft bij te dragen in de kosten,
verbonden aan de bestrijding van de gevolgen der werk
loosheid.
Voorts zal bij het slagen van het plan der Regeering, de
werkloozenkas in normale tijden zich financieel kunnen
voorbereiden tot de ernstige taak, die zij in dagen van
werkloosheid heeft te vervullen. Door het storten van
hoogere contributie zal zij vanzelf aanzienlijke reserve kun
nen vormen, die haar in staat zal stellen om bij een crisis
werkloosheid als b.v. in den winter 1908/9 haar verplichtin
gen ten opzichte van haar leden volledig te vervullen. Het
komt ons bestuur dan ook voor, dat met het oog op deze
twee groote voordeelen het voornemen van de Regeering
alleszins toejuiching verdient.
Intusehen verhelen we ons niet, dat aan de voorgestelde
regeling wel een schaduwzijde verbonden is, en wel deze,
dat de uitgaven van de Gemeente voor dit doel ongetwijfeld