35
17
onderlinge afscheiding van woningen, niet voldoende
aan de verordening.
Eindelijk rees bij haar de vraag, of het wel met art.
35 3 der Bouw- en Woonverordening was overeen te
brengen, dat bij enkele typen van portiekhuizen een
hoofdingang van het gebouw was ontworpen, welke voor
meer dan vier woningen zou dienen.
Burgemeester en Wethouders betoogden hiertegenover,
in hun voordracht aan den Gemeenteraad, dat de opper
vlakte der woonkamers ruimschoots zou voldoen aan
de eischen der verordening.
Wat de ontworpen open trappen betreft, zette het
College uitvoerig uiteen, dat de gevreesde bezwaren
zich in de praktijk zeer waarschijnlijk niet zouden voor
doen. Mocht echter het tegendeel blijken, zoo zouden
die bezwaren geheel zijn te ondervangen door het over
dekken van de binnenplaats met een glazen lantaarn,
ter hoogte van het kalf der ramen van de eerste ver
dieping; dit zou met betrekkelijk zeer geringe kosten
kunnen geschieden.
De bedoelde kapspanten, verklaarden Burgemeester
en Wethouders verder, zouden zeer weinig kostbaar zijn.
Met enkele andere opmerkingen der Commissie zou
worden rekening gehouden. De vraag, door de Commissie
gesteld omtrent de toepassing van art. 35 3 der Bouw
en Woonverordening, zou worden ondervangen door
de wijziging van dat artikel, waarvan reeds boven (zie
blz. 20) sprake is geweest.
De Gemeenteraad heeft, overeenkomstig het voorstel
van Burgemeester ep Wethouders, tot den bouw besloten
en Burgemeester en Wethouders gemachtigd daarvoor
een Rij ksvoorschot, tot een maximum van f 695.000,
aan te vragen.
Nog werd in handen der Commissie gesteld een teeke-
ning, waarop was aangegeven een verdere straataanleg
en bebouwing ter uitbreiding van den Gemeentelijken
woningbouw nabij het Kolenwagenslag. Blijkens de toe
lichting, zou dit bouwplan moeten strekken tot grond
slag van de voorgenomen onteigening, krachtens art. 77
onder 4° der Onteigeningswet, van het erfpachtsrecht
op een perceel Gemeentegrond. De Commissie kon zich
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.
4