35
52
Bijlage F.
Schrijven in zake de bestrijding van besmettelyke ziekten.
’s-Gravenhage, 23 November 1915.
Aan
Heeren Burgemeester en Wethouders
van 's-Gravenhage.
Met groote belangstelling namen wy kennis van de be
raadslaging in den Gemeenteraad omtrent volgn. 163 der
Gemeentebegrooting, waarby de wethouder, de heer de Wilde,
in antwoord op eene opmerking van den heer Roodenbürg,
die had aangedrongen op meerdere eenheid van leiding in
den stryd tegen de besmettelyke ziekten, verklaarde (bl. 714
der Handelingen):
„Nu geloof ik dat het inderdaad op den weg van het
Gemeentebestuur ligt, allengs datgene te verkrijgen, wat ik
in 1910 onder instemming van den Raad heb gezegd: dat
er zooveel mogelyk eenheid zal komen in al de zaken be
treffende de openbare gezondheid en ook in den stryd tegen
de besmettelyke ziekten”.
De wethouder voegde hier nog aan toe, dat er zeer stellig
spoedig gelegenheid zou zyn, over dit, door hem terecht
„allergewichtigst” genoemde vraagstuk van gedachten te
wisselen in de Commissie van Bystand.
Wy verheugen ons, dat door deze verklaring het uitzicht
wordt geopend, dat nu binnen niet te langen tyd zal tot
stand komen een volledige Gemeentelijke Gezondheidsdienst,
waarop wy reeds in vroeger jaren herhaaldelyk, laatstelyk
nog by ons schrijven van 4 Juni 1909, n° 2558, hebben
aangedrongen.
Een reorganisatie, waardoor een inniger band en een meer
afdoende samenwerking ontstaat tusschen de verschillende
takken van dienst, die zich thans in meerdere of mindere
mate met de bestryding van de besmettelyke ziekten hebben
in te laten, achten wy ook thans nog zeer noodig. Juist in
den laatsten tyd hebben wy, uit hetgeen ons omtrent be
paalde ziektegevallen bekend werd, sterk den indruk gekregen,
dat by het bestryden der besmettelyke ziekten en het opsporen
van de oorzaken daarvan een krachtige, doortastende leiding
nog ontbreekt. In het byzonder wenschen wy ook te herinneren
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.