53
31
heden, welke thans een tydroovende briefwisseling vordert, door
bespreking voorbereiden.
De taak van den te benoemen ambtenaar was, naar het
hun voorkwam, althans aanvankelijk, te beperken tot het
lager onderwijs, op welk gebied aan het nieuwe instituut
thans het meest behoefte bestaat.
Op grond van het bovenstaande wenschte onze Commissie
eenige inlichting aangaande de werking van het nieuwe
instituut in het afgeloopen jaar te ontvangen, teneinde Uwen
Raad voorloopig daaromtrent te kunnen berichten.
In het volgend Jaarverslag kan wellicht meer worden
medegedeeld, waardoor Uw College zich een nauwkeuriger
beeld van den invloed dezer instelling op den rtoestand van
het lager onderwys”, waarover ons Verslag handelt, zal
kunnen vormen.
Wij hebben ons ditmaal slechts bepaald tot het onderzoek
naar punt 1 en punt 5, hierboven vermeld.
Daar de vakkundige bijstand, doör den inspecteur aan den
Wethouder te verleenen, in hoofdzaak slechts dan kan worden
verleend, indien eerstgenoemde met eigen oogen de Haagsche
scholen heeft nagegaan, onderzochten wy, hoeveel malen
de inspecteur de openbare lagere dagscholen in 1915 heeft
bezocht. Omtrent de bezoeken aan de Herhalingsscholen won
onze Commissie nog geen inlichtingen in.
Het resultaat van dit onderzoek is. dat ruim 62 percent
der openbare lagere dagscholen geen bezoek ontving.
18 scholen werden slechts 1-maal bezocht (hierin zyn ook
begrepen de nieuwe scholen, die in 1915 zyn geopend, waar
dus alleen een bezoek bij opening plaats had), 6 scholen
2-maal. 3 scholen 3-maal, 3 scholen 4-maal, 1 school 7-maal
(Korte Lombardstraat 7).
Onze Commissie, die zich reeds in 1909, by missive No. 860,
tot het College van B. en W. richtte met het onderwerp:
„Aanstelling van een inspecteur voor het Lager Onderwijs”
en aandrong op de benoeming van een schoolinspecteur, die,
„vrij van bureauwerk, dag in dag uit in de scholen behoorde
VERSLAG LAGER ONDERWIJS