54 8 VERSLAG ONDERW. AAN SPRAAKGEBR. LEERLINGEN. thans, dat de leerling nog steeds zorg voor zijn spreken noodig heeft, doch goed vooruitgaat. Aan de verslagen van Mej. van Dantzig en Mej. Brugma worden de volgende aanhalingen ontleend: Over school- en huisbezoek en belangstelling van ouders en onderwijzers schrijft Mej. van Dantzig: β€žDe aanwijzingen, door mij gegeven bij het schoolbezoek, om het spreken der leerlingen te bevorderen waren: Voor de den cursus bezoekende leerlingen, wat de stot teraars betreft: lezen niet fluisterstem, lezen met vaststel ling der toonhoogte, plaatsing in banken op bepaalden af stand van den onderwijzer, voor sommigen uitsluiting van bet practische zangonderwijs. Wat de stamelaars betreft: veel versjes opzeggen en cxtra-leesbeurten geven voor de traag- en onduidelijk spre kenden; uitsluiting van leesbeurten voor de stamelaars op bepaalde klanken. Voor de uitgestelde leerlingen uit de le klasse, wier arti culatie van sommige medeklinkers nog wat vaag was, raadde ik aan bij de leesmethode lang op de betreffende klanken te blijven staan. Den onderwijzers wees ik voorts op inachtneming der regels van assimilatie, zoo noodzakelijk bij vloeiend lezen. Mijne ervaring omtrent de medewerking van hoofden en onderwijzers is, dat die in normale tijden zeer belangrijk kan zijn; ik kan mij eigenlijk geen spreekcnrsus denken, zonder den school-achtergrond. Thans echter, bij de nood regeling van het gansehe schoolwezen, ondervond ook de cursus daarvan den terugslag. Al dit in aanmerking genomen, blijft er nog te waar- deeren over. Slechts 1 hoofd was van meening, dat afzonderlijke spreeklessen niet noodig waren voor de door hem opge geven leerlingen. Hij had dezen dan ook slechts op de lijst gezet om raad van mij in te winnen voor de behandeling op school. De ouders der leerlingen werden dit jaar veelvuldige:' bezocht dan andere jaren, niet zoozeer om besprekingen t<’ houden over de leerlingen, dan wel om tot cursusbezoek aan te manen, daar de school niet voldoende controle kon uitoefenen. Overigens werden dezelfde wenken gegeven, als in vorige jaarverslagen uitvoerig vermeld. Een geval dient extra genoemd. Ik vernam, dat een leerling-stotteraai zou deelnemen aan een zooveel K.M.-tocht. Het was nog niet zoo gemakkelijk de ouders hiervan af te brengen en te doen inzien, dat tegenover onmatig spierverbruik groote voeding en dito rust moeten staan.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1915 | | pagina 1896