54
9
Mej. Brugma schrijft: „De belangstelling van de meeste
ouders is meer dan voldoende te noemen, van sommigen
zelfs zeer groot; een leerling van nauwelijks tien jaren oud
b.v. wordt geregeld om half acht 's morgens reeds naar de
les gezonden, in weerwil van den grooten afstand en in
weerwil vaak van sneeuw en regen; een andere leerling
wordt door de ouders van school genomen (bijzonder onder
wijs), om in de eerste plaats goed de spreeklessen te volgen.
De vader van een leerling, die de school ging verlaten,
heeft zich op het nauwkeurigst laten inlichten, hoe hij zelf
de behandeling van het spraakgebrek van zijn zoon (stot
teren) met succes zou kunnen voortzetten”.
Met de opmerkingen van deze beide onderwijzeressen is
wel in tegenstelling de meening van den heer van Lier, dat
de ouders te weinig van spreken weten, om hun betere be
grippen omtrent ’t genezen van spraakgebreken te kunnen
geven.
In de methode van onderwijs, de verhouding van klassi
kale en hoofdelijke oefeningen, ’t gebruik van leermiddelen
kwam weinig verandering. De volgende aanhaling uit het
verslag van Mej. van Dantzig is hier op haar plaats.
„Over het klassikale karakter der lessen heb ik verleden
jaar zooveel geschreven en daarbij tal van oefeningen aan
gegeven, die in dit verband tot hun recht kunnen komen,
dat ik mij nu wil bepalen tot de mededeeling, dat er weer
eenige nieuwe oefeningen bij de bestaande zijn gevoegd.
Een hiervan wil ik meer in bizonderheden beschrijven. Het
is een leesles, vinding van mijzelf; alleen voor stotteraars.
Ik lees een verhaaltje voor, zin voor zin. De leerlingen
moeten in koor op fluistertoon herhalen. Onverwacht wijs
ik een aan, die met stem moet spreken. Soms zeg ik opzet
telijk een te langen zin; te lang om te onthouden en te lang
om op één luchtstroom te zeggen. De leerlingen moeten een
rustpunt aangeven.
Deze les beoogt velerlei. Zelfbeheersching, want naar
mate het verhaal boeiend en mijn voordracht levendig is,
hebben de kinderen moeite zich in fluisterstem te bedwin
gen. Nadenken en ontwikkeling van taalgevoel bij het groe-
peeren der woorden tot kleinere zinnen. Deze les heb ik
echter slechts 10 maal kunnen geven, daar hierbij vereiseht
wordt een klasse van geljjkontwikkelde en ongeveer even
oude leerlingen.
Kan er dus, wanneer de omstandigheden gunstig zijn,
letss moois gemaakt worden van een les aan stotteraars,
dit kan klassikaal nooit het geval zijn met de stamelaars;
al is het alleen maar door de leelijke bijgeluiden. Het top-
VERSLAG ONDERW. AAN 8PRAAKGEBR. LEERLINGEN.