59 12- VEKSLAG HEW AARSC HOOLAKTE-EXAMENS. FRö BELLES. Hiervoor werd aan de candidates een der volgende leer- miuuelen gegeven. Vouwblad, vleehtlatten, mozaïek, ringen en stokjes sa men, legstokjes. heele en halve ringen samen, le gave, Se gave, 2 kleine bouwdoosjes samen. 5e gave, 6e gave, 5e B. met de mondelinge bijvoeging, dat de candidate in de keuze der leerstof geheel vrij was. Aan verreweg het meerendeel der eandidaten kon een voldoend, of meer dan voldoend cijfer worden toegekend. De vriendeljjke, opgewekte toon, en de rustige houding voor de klasse werkten daartoe zeer zeker mede; niet minder de wijze, waarop de kinderen in het samenstellen van bet werk betrokken werden, zoodat zij tot het eind belangstel ling toonden en blijkbaar van de les genoten. Sommige eandidaten vermochten evenwel niet de belang stelling te wekken of gaande te houden. Gebrekkige leiding, weinig beslist optreden, onvoldoende leerstof, of voortdu rend gebabbel over de hoofden der kinderen heen, waren daarvan de oorzaak. Waar niets misdaan werd, dreigde men somtijds al vooruit met straf; enkelen waren niet langer dan 10 of 12 minuten bezig, dikwijls met zeer onbe duidend werk, en verklaarden dan de les voor afgeloopen. of, wat nog erger was, trachtten den overbljjvenden tijd aan te vullen met onbeteekenende praatjes, enz. Bij de onvoldoende eandidaten, was er van eenige zelf werkzaamheid der leerlingen geen sprake; wél mochten dezen somtijds zelf iets bedenken, maar al te vaak drong de onderwijzeres den kinderen haar manier van werken op, zoodat deze slechts behoefden na te doen. Dat werktuigelijk voor- en nadoen kwam zelfs bij oven geen enkele uitdrukking van het gelaat verried, dat zij zich bewust waren aan wie of wat zij vertelden. De beschaafde, opgewekte, prettige verteltoon viel bij menigeen te prijzen; de uitspraak van het meerendeel was bevredigend, doch zelden keurig. De taal was bü sommigen niet verzorgd: kunnen en ken nen, liggen en leggen w erden nog al eens verward, w'ij den ken hier onwillekeurig aan een zinnetje, dat w’ij te hooren kregen: „Zij lag een kleedje in de mand en de hond ging er in leggen”. Het trok de aandacht der commissie, dat in den werkwoordelijken vorm van den tweeden persoon enkelvoud, wanneer het voornaamwoord je gebruikt werd, door bijna alle eandidaten fouten gemaakt werden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1915 | | pagina 1938