210
schepeling Cornelis Grootveld van de SCH. 118 bij het
neerhalen van het bezaanzeil op zee over boord geslagen
en, ondanks alle pogingen tot redding, verdronken.
Op 20 Juli werd de logger SCH. 217 van den reeder
H. Dirkzwager op zee overstoomd. Het schip en de
lading gingen daarbij verloren, doch de bemanning
werd behouden te Leith aangebracht.
Den óen September des namiddags is de bom SCH. 316
van den reeder C. Pronk Cz. in zee op een oorlogsmijn
gestooten en vergaan. De bemanning kon zich alsnog
in eigen sloep begeven en werd aldus opgepikt door de
bemanning van de SCH. 141, die haar behouden thuis
bracht. Bij de ontploffing werd een schepeling ernstig-
en werden twee personen licht gewond.
Eveneens is op den 16en October de SCH. 181 van
de reedery van der Toorn den Duik des avonds in zee
op een oorlogsmijn gestooten, zoodat het schip dadelijk
zonk. Drie leden der bemanning, twee gehuwden en
een 14-jarige jongen, kwamen daarbij om, terwijl de
overige 9 mannen zijn gered door de bemanning van
het in de nabijheid zijnde vaartuig SCH. 140.
Den 25en October is de logger SCH. 234 van den
reeder A. P. Krul op den thuisreis aan den Hoek van
Holland op de Noorderpier geloopen, tengevolge waar
van schip en lading verloren gingen. De bemanning
werd gered.
Op den lOen November is de SCH. 450 van den
reeder A. Pronk op zee bij het inhalen van het visch-
net met een zich daarin bevindende oorlogsmijn in
aanraking gekomen, waardoor een ontploffing ontstond
waarbij het voorschip stukgeslagen werd. Het vaartuig
bleef op de waterdichte schotten drijven, zoodat de
bemanning zich in eigen boot kon redden, op den stuur
man na, die zich bij de ontploffing op het voorschip
bevond en nadien niet teruggezien werd. Door de
bemanning van de SCH. 205 opgepikt, werden allen
behouden thuis gebracht.
Het personeel bij de Brandweer bestond op 1 Januari
1916 Uit: Wedde.
Een commandantperjaar f 4250,
le brandmeester- 2525,
«Ie - 2350,--