L 16 5 83 1 2 2 1 is 9 II) 1 2 11 2 1 1 1 1 in de laatste jaren het baggerwerk intensiever geschiedt. Toch blijft deze diepte aan groote afwisseling onderhevig en onbetrouwbaar, vooral in zee vóór de haven, gelijk uit de peilingkaarten blijkt. Op de strook, waar de wettelijke diepte gehandhaafd wordt, stoeten de loggers bij eenige deining; bij doode watergetijden is deze strook oorzaak, dat de vaartuigen met hoog water niet kunnen vertrekken of binnenkomen of dat zij aldaar aan den grond blijven zitten. Het te Scheveningen in de vaart gebrachte stoomvisschers- vaartuig SCH. 103, dat grooter is en meer diepgang heeft dan de nieuwe zeilloggers, bleef bijna zonder uitzondering eiken keer op dat gedeelte der buitenhaven voor langer of korter tijd aan den grond zitten. Van de laatste haringreis kwamen hier binnen 1 stoom trawler, 103 loggers en 9 bommen, waarvan 22 loggers en 3 bommen naar andere havens werden gesleept om te over winteren. De haven lag dan ook meer dan vol en het kostte de grootste moeite om bij eenigszius ruw w’eer, de schepen vrij van elkander te houden, wat dan ook niet altijd gelukte en waardoor soms zeer belangrijke schade aan de vaartui gen werd veroorzaakt. De behoefte aan een ruime en veilige ligplaats werd dan ook dit jaar weder nijpend gevoeld. De kustvisscherij werd uitgeoefend door de Scheve- ningsche vloot, vermeerderd met vele kustvaar tuigjes van andere havens. Deze gecombineerde vloot was als volgt samengesteld: 14 schokkers van Scheveningen. Urk. Texel. Volendam. Zwrartewaal. Wieringen. Den Helder. Enk huizen. Maassluis. IJmuiden. Katwijk. Goeree. Pernis. den Briel. Terschelling. Oudshoorn. Sliedrecht. VERSLAG DER VISSCHERSHAVEN. J, ♦J H 5» 99 99 99 99 99 99 99 99 99

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1915 | | pagina 604