4
den dienst slechts onvoldoende voorgelicht blijken; een
omstandigheid, die aan de werking daarvan zeker niet ten
goede kan komen.
Die grondgedachten dan, welke, evengoed als voor den
geneeskundigen dienst immers vertegenwoordigende een
stuk gezondheidszorg ook voor andere uitingen van ge
meentelijke gezondheidsbemoeienis kunnen gelden, laten
zich het best weergeven door bet gestelde in de volgende
conclusies:
„De Gemeente neme op het bijna onbegrensde gebied der
gezondheidszorg geen verzorgingen in eigen beheer, wier
voorziening zonder bezwaar voor de gemeenschap evengoed
buiten eigen beheer kan worden gelaten.
Zij de Gemeente zoeke haar kracht bij voorkeur in
het houden van een doelmatig toezicht en bet
geven van een deskundige leiding.
Voor zoover de verzorgingen op dit gebied krachtens
wettelijke bepaling of om welke reden dan ook in eigen
beheer worden genomen, streve de Gemeente ernaar zulks
bij voorkeur te doen in samenwerking met het p a r-
t i c u 1 i e r initiatief.
Zij de Gemeente trachte bovenal een zoo innig
m o g e 1 ij k e n band te bevorderen tusschen de verschil
lende dienste n, op dit terrein werkzaam en streve er
naar de daartoe behoorende krachten en middelen zooveel
mogelijk over en weer te benutten.”
Naar deze regelen nu is de inrichting van den dienst
opgezet en wel zóó, dat daarbij de historische ontwikkeling,
met name der geneeskundige armenzorg, geen geweld werd
aangedaan.
Zoo werd om te beginnen, in verband met den eisch
van doelmatig toezicht en deskundige leiding, de aan
stelling der geneeskundigen als ambtenaren aanvaard,
niet dus als half-ambtenaren, wier werkuren voor een deel
gereserveerd zijn voor de behartiging van particuliere
belangen, maar als ambtenaren, volledig ter beschikking
en uitsluitend werkzaam in het belang van den openbaren
dienst.
Maar vervolgens zijn, en dit ter voldoening aan het be
ginsel van samenwerking met het particulier initiatief:
geen eigen hulpposten-zittinglokalen ingericht voor het
verleenen van eerste hulp en de behandeling van loopende
patiënten, maar de vestiging daarvan ondernbmen in de
gebouwen der particuliere instellingen;
geen eigen personeel voor de huiselijke ziekenverpleging
aanvaard, maar de aansluiting bevorderd met het perso
neel der bestaande wijkvereenigingen;
1
18 VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST.