II li 27 - 38 f. Art. 6. Art. 7. HOOFDSTUK III. Bijdragen der verzekerden. Art. 8. 1. Het reglement der werkloozenkas bepaalt het bedrag van de bijdragen der leden. 2. Zij moeten toereikend zijn, om, vermeerderd met de te ontvangen subsidiën, den leden de in het reglement der kas voor geschreven uitkeering te verieenen en bovendien om een voldoend bedrag af te zonderen voor uitkeering bij buitengewone werkloosheid. 1. Het recht op subsidie kan door onzen Minister worden ingetrokken, indien blijkt, dat: a. wordt gehandeld in strijd met de bepalingen, vervat hetzij, in het reglement der werkloozenkas, hetzij in dit be sluit, of in de te zijner uitvoering gegeven voorschriften of genomen beslissingen; b. de door het bestuur der vereeniging uitgeoefende controle onvoldoende is. 2. De intrekking geschiedt bij met redenen omkleede beschikking, die den datum bepaalt, na welken geen sub sidie meer zal worden uitgekeerd. 1. Jaarlijks wordt door Onzen Minister een lijst van fondsen openbaar gemaakt, die in aanmerking komen voor de belegging der tot de werkloozenkas behoorende gelden. 2. Belegging der gelden op andere wijze dan in het eerste lid bedoeld, mag niet geschieden zonder machtiging van onzen voornoemden Minister. ring van de voor onmiddellijke betaling noodzakelijke gelden, door dit bestuur met inachtneming van het bepaalde in het volgende artikel belegd. 2. Indien door het bestuur voornoemd de krachtens het volgende artikel gegeven voorschriften in zake de belegging niet worden opgevolgd of wanneer zich andere omstandig heden voordoen, die kunnen leiden tot intrekking van het subsidie, wordt dit slechts uitgekeerd, voor zoover het ver mogen der werkloozenkas onvoldoende mocht zijn om uit- keeringen te verstrekken. 3. Aan het bestuur voornoemd wordt hiervan bij aange- teekend schrijven onverwijld kennis gegeven. VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZEN FONDS. ■i.'l

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1916 | | pagina 1000