27
40
Art. 12.
Art. 13.
Art. 14.
HOOFDSTUK V.
Ontbinding en overgang van werkloozenkassen.
Art. 15.
Aan leden, werkelijke woonplaats hebbende in gemeenten,
die niet tot de in dit besluit vervatte regeling zijn toege
treden, mag uit de werkloozenkas geen booger uitkeering
worden verstrekt dan tot hoogstens de h’elft van het bedrag,
dat in het reglement der werkloozenkas is vastgesteld als
geldende voor de leden in gemeenten, die w e 1 tot haar zijn
toegetreden.
1. Het besluit tot ontbinding eener gesubsidieerde ver
eeniging dan wel van hare werkloozenkas, zoomede dat tot
overgang eener gesubsidieerde vereeniging met hare werk
loozenkas in eene andere zoodanige vereeniging, moet
binnen acht dagen na den dag, waarop het is genomen,
worden medegedeeld aan Onzen Minister.
2. Het in het vorige lid bedoelde besluit tot overgang be
hoeft de goedkeuring van Onzen Minister.
3. Overgang eener gesubsidieerde vereeniging met hare
1. Voor een lid der werkloozenkas eener gesubsidieerde
vereeniging, die tevens lid is van eene of meer werkloozen
kassen van niet-gesubsidieerde vereenigingen, mogen de
gezamenlijke dagelijksche uitkeeringen 70 pCt. zijner ge
middelde dagelijksche verdiensten niet te boven gaan.
2. Kunnen de gemiddelde dagelijksche verdiensten van
het lid niet worden bepaald, dan gelden als maatstaf de
dagelijksche verdiensten van gelijksoortige arbeiders, hetzij
ter plaatse, of, bij gebreke van dien, in gemeenten met over
een komstigen 1 oon sta nd aar d
3. Indien het bedrag der gezamenlijke dagelijksche uit
keeringen boven het in het eerste lid van dit artikel aan
gegeven percentage zou stijgen, wordt de uitkeering uit de
werkloozenkas der gesubsidieerde vereeniging met zoo
danig bedrag verminderd, dat het maximum van 70 pCt.
niet wordt overschreden.
Niemand kan gelijktijdig uit meer dan eene werkloozen
kas, uitgaande van eene gesubsidieerde vereeniging.
uitkeering erlangen.
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZEN FONDS.
1