f 27 54 hetzelfde als hetwelk werd ingenomen in ons advies van 11 Februari 1916. Den geldelijken steun aan de werkloosheidsverzekering afhankelijk te stellen van het bedrag der eontributiën van de leden der werkloozenkassen, moet o.i. om twee redenen worden toegejuicht. In de eerste plaats prikkelt dit systeem de leden dier werkloozenkassen om meer dan tot heden het geval is, zelven bij te dragen in de kosten, verbonden aan de bestrijding van de gevolgen der werkloosheid; en voorts kan op die wijze de werkloozenkas in normale tijden zich financieel voorbereiden tot de ernstige taak, die zij in dagen van groote werkloosheid heeft te vervullen. Een bijslag op de eontributiën der leden wordt alzoo door ons beter geacht dan een bijslag op de uitkeering aan de werklooze leden. Kunnen wij alzoo onze instemming betuigen met het beginsel van hetwelk de vastgestelde ministerieele regeling uitgaat, ernstig bezwaar hebben wij tegen enkele bepa lingen, in de artikelen dier regeling voorkomend. Indien de regeling als concept van den Minister ons om advies ware toegezonden, zou zouden wij, de artikelen op den voet volgend, ten opzichte van eenige onderdeden’ gaarne onze meening hebben medegedeeld. Nu dit evenwel niet het ge val is en voor de ministerieele regeling het „c’est a prendre ou a laisser’’ geldt, bepalen wij ons tot onze twee hoofd bezwaren, die betrekking hebben: le op de uitgaven, waar voor de Gemeente zal komen te staan en 2e op de plaats, die de regeling aan het Gemeentebestuur aanwijst. In ons advies van 11 Februari 1916 wezen wij er op, dat de bepaling, volgens welke het Rijk en de Gemeente ieder voor de helft een bijslag of subsidie in den regel tot ten hoogste 100 pCt. van het bedrag der eontributiën of bij dragen der leden zal hebben te verstrekken, de Gemeente op hoogere uitgaven voor de werkloosheidsverzekering zal brengen. Over het jaar 1916 is door het Gemeentelijk Werk- loozenfonds aan bijslag op de uitkeeringen aan werklooze leden verleend een bedrag van ongeveer f 7000.bij toe passing van artikel 2 der ministerieele regeling zou dit bedrag voor de Gemeente alleen zijn geweest ongeveer f 30.000.—, of ruim 4 malen meer. Dit verschil is inderdaad zoo buitengewoon groot, dat men, alleen lettende op de cijfers, onwillekeurig geneigd is zich af te vragen of het dan maar niet beter zou zijn, indien de Gemeente, los van het Rijk, zelve zorgde voor de werkloosheidsverzekering. Intusschen mogen hier twee omstandigheden niet buiten beschouwing blijven. Vooreerst, dat het jaar 1916 ten opzichte van de werkloosheid een buitengewoon gunstig jaar was en dat indien zich over 1916 werkloosheid op VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1916 | | pagina 1016