27 ;ij 55 VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS. i J eenigszins grooter schaal had voorgedaan, het verschil van zelf heel wat minder zoude zijn geweest. Zelfs kan men zich voorstellen jaren b.v. 1909 en 1915 waarin de Gemeente onder het ministerieele stelsel minder zou heb ben uit te geven dan ouder het tot heden geldende systeem. Immers, volgens eerstgenoemd stelsel betaalt de Gemeente, onafhankelijk van het al- of niet bestaan van werkloosheid, haar vast subsidie als bijslag op de eoutributiën der leden van de werkloozenkassen, zoodat het nieuwe systeem iu tijden van groote werkloosheid voor de Gemeentekas zelfs voordeelig zou kunnen zijn, aangezien alsdan de werkloo zenkassen haar reservefonds hebben aan te spreken. In de tweede plaats mag, tegenover de hoogere eisehen, die aan de Gemeentekas stellig zullen worden gesteld, de aandacht gevestigd worden op de omstandigheid, dat bij de te ver wachten sterke uitbreiding der werkloosheidsverzekering de werkloozen niet of althans zeker niet uitsluitend ver wezen zullen moeten worden naar het Burgerlijk Arm bestuur of naar een Steuncomité. Op grond van een en ander zijn wij van oordeel, dat het geldelijk bezwaar geen voldoende aanleiding geeft om toe treding der Gemeente tot de ministerieele regeling af te wijzen; te minder omdat, bij afwijzing, de Gemeente zelve een regeling voor de werkloosheidsverzekering zou hebben in het leven te roepen, welke regeling allicht moeilijk zou kunnen afwijken van het nieuwe systeem, bijslag op de eoutributiën, in welk geval men ook voor groote uitgaven zou komen te staan. Het tweede bezwaar geldt de plaats, die de Rijksregeling aan het Gemeentebestuur aanwijst. Naar ons gevoelen, ge grond op jaren lange practijk en ervaring, behooren het toezicht en de controle op de werkloozenkassen en behooren ook de beslissingen, die in verband daarmede zijn te nemen, uitsluitend te berusten bij het orgaan, dat daarvoor door de Gemeente is aangewezen, zij het dan, nu het Rijk de helft van het subsidie verleent, met beroep op een door de Regee- ring in te stellen college, hoewel ons ook dit onnoodig en ongewenscht voorkomt voor gemeenten, waar een goed georganiseerde werkloosheidsverzekering bestaat. Een ge meentelijk orgaan toch, als ons Gemeentelijk Werkloozen- fonds, kan met gegevens, door persoonlijk onderzoek en door plaatselijke bekendheid verkregen, beoordeelen de oorzaken en den aard der werkloosheid van de leden der werkloozenkassen; den plaatselijken invloed van een werk- loozencrisis op bepaalde vakken van arbêiïl; het gehalte, den ernst, de activiteit en de daaruit voortvloeiende han delingen van de besturen der werkloozenkassen. Voor het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1916 | | pagina 1017