27
56
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.
welslagen en een gezonde ontwikkeling van de werkloos
heidsverzekering is het dientengevolge zeer gewenscht, dat
niet een Rijksorgaan of een commissie, bestaande uit leden
verspreid over het land, maar een door het Gemeentebe
stuur aangewezen gemeentelijk orgaan, met bevoegdheid
om in te grijpen, controle en toezicht houdt op de werklooze
leden.
Hieraan nu beantwoordt de ministerieele regeling niet.
Wel zal de Gemeente ingevolge art. 19 belast worden met
het dagelijkse!) toezicht op de werkloozenkasseu en dit toe
zicht zal, naar mag worden aangenomen, betrekking hebben
op de door de organisatie uit te oefenen controle, op de
oorzaak en den duur der werkloosheid, op de regelmatige
betaling der contribution, op de inschrijving der werkloozen
aan de Arbeidsbeurs en op plaatselijke administratie)) der
gesubsidieerde vereenigingen; doch, hoewel hiermede een
uitgebreide en moeilijke taak voor het Gemeentebestuur is
aangegeven, moet worden opgemerkt, dat nergens bepaald
is, dat de kasbesturen gehouden zijn om de eventueel door
het Gemeentebestuur noodig geoordeelde veranderingen en
verbeteringen aan te brengen. Zelfs wordt in den Bestuurs
maatregel niet aangegeven het adres, tot hetwelk het Ge
meentebestuur zich mocht willen wenden, wanneer uit het
toezicht zou blijken, dat de wijze, waarop de een of andere
werkloozenkas haar taak uitvoert, onduldbaar was. Wat
moet het Gemeentebestuur doen met de gegevens, die het
toezicht mocht opleveren; en hoe te handelen met besturen
van werkloozenkassen, die aan de wenken van den daartoe
aangewezen ambtenaar-eontroleur geen gevolg wenschen
te geven? Op deze vragen geeft de Bestuursmaatregel van
den Minister van Waterstaat geen antwoord. Alleen art. 10,
lid 1, 2 en 3, geeft ten opzichte van de uitkeert ngeu door het
bestuur eener gesubsidieerde vereeniging aan het Gemeen
tebestuur eenige bevoegdheid; zelfs kan, bij gebleken
bezwaar, door het Gemeentebestuur de uitkeering geschorst
worden hoewel ook hier weer ten slotte de Minister, op
advies van de z.g. kleine commissie van advies (art. 25), de
eindbeslissing heeft.
Tegenover o.i. geringe bevoegdheden van het Gemeente
bestuur, hoewel zijn taak niet gering zal zijn, staat dan de
groote invloed, dien de Commissie van advies zal hebben
en wier advies wel in den regel door den Minister zal wor
den gevolgd. Deze Commissie zal worden gehoord betref
fende: le de goedkeuring der reglementen van de kassen,
waar dus liet Gemeentebestuur voortaan ook buiten zal
staan; 2e de eventueele veranderingen in de reglementen;
3e de vaststelling van het subsidie op een hooger percen-