27 64 VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS. regeling worden voortgezet, doch niet deze afwijking, dat nu ook liet bedrag der uitkeeringen bepaald wordt naar de reglementen der kassen. Thans is dus van de Noodregeling alleen nog behouden een zekere mate van nationale orga nisatie met een Rijksorgaan voor de werkloosheidsverze kering, benevens de finaneieele verhouding tusschen Rijk en Gemeente. De hoofdinhoud van genoemd besluit komt op het vol gende neer. Het Rijk en de Gemeenten, die tot de regeling zijn toegetreden, zullen subsidie verleenen aan werklozen kassen (art. 2, lid 1) en wel in den regel tot een bedrag van 100 van de in die kassen gestorte bijdragen der leden, welke in de toegetreden gemeenten wonen. Het subsidie wordt door Rijk en Gemeente ieder voor de helft betaald. Over het verleenen van het subsidie en het bedrag daarvan wordt door den Minister en niet door het bestuur der Ge meente beslist, (artt. 2 en 4). Over uitkeeringen aan de werkloozen beslist uitsluitend het bestuur der gesubsidieerde kas, onder verplichting om van elke uitkeering kennis te geven aan het bestuur der Gemeente, waar hij, die de uitkeering zal genieten, woont (art. 9). Het toezicht op de werkloozenkassen is opgedragen aan het Gemeentebestuur (artt. 19 en 20), terwijl de sanctie van dit toezicht bestaat in het recht van een gemeentebe stuur om uitkeeringen aan werkloozen te doen staken, niet een recht van beroep van het kasbestuur op den Minister (art. 10) en in de bevoegdheid van den Minister, om het recht op subsidie in te trekken, wanneer een gesubsidieerde vereeniging het in haar gestelde vertrouwen onwaandig blijkt (art, 7). De Minister wordt in zijn taak bijgestaan door een Commissie van advies van 12 leden, waarvan 6 vertegenwoordigers zijn van de kassen en 6 van Rijk en gemeenten, terwijl voor uitsluitend plaatselijke kassen ook het Gemeentebestuur wordt gehoord (artt. 2124 en 26). Een kleine commissie uit deze Commissie is aangewezen voor het adviseeren over geschillen betreffende uitkeeringen (art. 25). Het bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds, door Burgemeester en Wethouders over het schrijven van den Minister gehoord, heeft blijkens zijn, als bijlage hiernevens gevoegd, advies van 8 Januari 1917 in hoofdzaak ernstig bezwaar tegen den «luidelijk in het licht gestelden vermin derden invloed der gemeentebesturen op de uitvoering der verzekering. Het meent echter, dat, nu de Regeering aan de Werkloosheidsverzekering een nationaal karakter wil geven, er voor de Gemeente niet anders overblijft dan zich bij de nieuwe regeling aan te sluiten. In verband met de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1916 | | pagina 1026