j 27 i 4 I 67 VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS. besturen in de practijk meer waarde zullen blijken te hech ten aan het zelfstandig oordeel der gemeentebesturen, dan het Werkloosheidsbesluit tot uitdrukking brengt, maar Burgemeester en Wethouders zien in dit opzicht de toe komst niet bemoedigend in. Zij achten het geenszins on denkbaar, dat vooral de hoofdbestuurders van centrale kassen, gewend om hunne zaken steeds met de Regeering te behandelen en de werkloosheidsverzekering uit centraal gezichtspunt te bezien, in de verleiding zullen komen om de functie der gemeentebesturen te gaan beschouwen als een overbodigheid, als een bij elke kwestie hinderlijk tus- sehenstatiou op den weg naar het oordeel der Regeering, die immers definitief beslist een beschouwing, die in het Koninklijk Besluit en zijn toelichting maar al te gemak kelijk voedsel zou kunnen vinden en tot verlamming van de nuttige werking van het gemeentelijk toezicht zou leiden. Aangezien nu de vertegenwoordigers der kassen met de vertegenwoordigers van het Rijk te zameu.de meerderheid in de Commissie van advies zullen vormen, zal de stem der gemeente daar allicht te zwak klinken om bij de Regeering veel gehoor te kunnen verwachten. Burgemeester en Wethouders hebben dan ook ernstig overwogen, of de Gemeente de thans vastgestelde regeling zou kunnen aanvaarden en zich daarbij afgevraagd, of het niet de voorkeur zou verdienen, dat deze Gemeente den bijslag in de werkloosheidsverzekering binnen haar gebied geheel voor eigen rekening nam, totdat eindelijk een wet in de materie zou hebben voorzien. Burgemeester en Wethouders achten het intussche.n beter nog niet deze consequentie van hun zienswijze te aanvaar den, doch, zij het niet zonder zorg, het nieuwe stelsel de gelegenheid te bieden hun bezwaren door de feiten te weer leggen. Zij zijn daarom bereid tot een ernstige proefneming. Zij nemen daarbij in aanmerking, dat, indien de Regeering tijdig van den vollen ernst en het gewicht der hier uiteen gezette bezwaren doordrongen was geweest, het Koninklijk besluit wellicht een anderen inhoud zou hebben gehad. Zij achten het dan ook geraden de in dit preadvies ontwikkelde bedenkingen alsnog onder de aandacht van den Minister te brengen en er op aan te dringen, dat daarmede nog reke ning wordt gehouden. Tevens koesteren zij het plan de ervaringen, die na de toetreding zullen worden verkregen, nauwkeurig te overwegen en ook naar aanleiding daarvan zoo noodig vertoogen tot de Regeering te richten. Burge meester en Wethouders kunnen daarom wel de vrijheid vinden den Raad voor te stellen te besluiten om tot de nieuwe regeling toe te treden, maar zij geven tevens in

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1916 | | pagina 1029