30A
19
VERSLAG BOUW- EN WONINGTOEZICHT.
gedeelte van de Beek bevond, dat bij de amotie van het
pand bloot kwam te liggen en in zeer vergevorderden staat
van verval bleek te verkeeren. „De Beek” bleek een afzichte
lijke vuil verzameling. Door het leggen van een nieuw riool
in het Achterom werd de aansluiting van de aan deze
straat staande panden op het Gemeentelijk rioolnet be
reikbaar.
Vervolgens gaf de bouw van „Maison de Bonneterie” een
krachtigen stoot tot de opruiming, omdat de aanwezigheid
van „de Beek” in het voor dit magazijn bestemd terrein,
tot hinderlijke complicaties leidde.
Daar de opruiming uiteraard slechts langzaam kon ge
schieden, omdat iedere nieuwe aansluiting op het
Gemeenteriool niet alleen tijd voor overlegpleging vor
derde, maar tevens eenigen tijd voor de noodige wijziging
binnenshuis, moest hier en daar tot eene tijdelijke voor
ziening in de aansluiting van het nog niet opgeruimde
gedeelte worden overgegaan.
De opruiming geschiedde, nadat de loozingen op het
Gemeenteriool waren overgebraeht, door den dienst der
Gemeentewerken, door de ruimte onder het „Beek”gewelf,
na voorafgaande reiniging, zoover mogelijk met zand te
vullen.
Op de situatie figuur 6 is in een renvooi aangegeven in
welke tijdperken de verschillende „Beek”gedeelten wer
den opgeruimd. Door den Gemeenteraad werden bij ver
schillende besluiten, tot bestrijding van de aan de oprui
ming verbonden kosten credieten verleend.
Ook van deze opruiming kan met erkentelijkheid worden
getuigd, dat de belanghebbenden meerendeels hunne zeer
gewaardeerde medewerking in ruime mate en op onbe
krompen wijze, hebben verleend.
De „Beek” is thans voor zoover het gedeelte betreft, dat
tot riool werd gebezigd, geheel opgeruimd, met uitzonde
ring nochtans van het gedeelte van het Achterom tot het
Spui, dat bij de voorgenomen wijziging ter plaatse ten
behoeve van het nieuwe gebouw voor de Tweede Kamer
der Staten-Generaal aan de orde komt.
Aldus wordt op de meest afdoende, zij ’t ook niet op de