h 32 b VERSLAG DER BIOSCOOP-COMM1SSIE. 2 b' I Gaandeweg meldden verschillende ondernemers zich voor een geregelde keuring aan. Zooveel mogelijk is steeds ge tracht aan de bezwaren betreffende de techniek van de keuring tegemoet te komen. Ook de filmverhuurkantoren werken thans mede door vroegere toezending der pro- grammaopgaveu, zoodat de aangevraagde films tijdig voor de keuring op het secretariaat kunnen gecontroleerd worden. Toen de toeleg om de verordening practisch onuitvoer baar te maken was mislukt, heeft men althans formeel met beter resultaat haar met juridische wapens bestookt: toen tegen een der ondernemers proees-verbaal wegens over treding was opgemaakt, werd hare onverbindbaarheid als houdende een verboden overdracht van uitvoering, behoo- rende tot de uitsluitende bevoegdheid van den Burgemees ter, gepleit. Achtereenvolgens gingen Kantonrechter, Recht bank en Hoogen Raad met deze opvatting mede. Toch heeft de arbeid der Commissie niet de minste stag natie ondervonden. Werd in bioseoopkringen na de beslis sing van den Kantonrechter reeds gemeend, dat het einde der Commissie daar was, de politie bleef de verordening hand haven, terwijl op den dag, dat ons hoogste rechtscollege zijn oordeel uitsprak, door den Burgemeester een nieuwe regeling was ontworpen, die formeel in overeenstemming met ’s Hoogen Rands jurisprudentie, practisch niets aan de taak der Commissie veranderde dan dat het verband tus- schen haar en den Gemeenteraad werd verbroken. Het optreden van de Gemeentelijke Bioseoop-Commissie in haar tegen woord igen vorm dateert van 29 Mei 1916, den dag waarop de Hooge Raad aan de z.g. Bioseoop-verorde- ning bindende kracht ontzegde. De benoeming tot lid der Commissie ter keuring van de films voor lichtbeeldenvertooningen, welke voor kinderen bestemd zijn, werd onmiddellijk door Burgemeester en Wet houders ingetrokken, doch op denzelfden dag riep de Bur gemeester dezelfde dames en heeren om mede te werken aan de taak, die art. 188 der Gemeentewet hem oplegt en krachtens welk voorschrift voortaan door hem aan bios coopondernemers dezelfde voorwaarden, die de verordening stelde, werden geëischt, indien zij kinderen beneden den leeftijd van zestien jaar tot hunne voorstellingen wilden toelaten. Op 3 Juni daaraanvolgend werd den Burgemeester ken nis gegeven, dat de benoemde personen, zich tot een Com missie hadden geconstitueerd, dat het dagelijksch Bestuur bestond uit de leden: Dr. W. W. v. d. Meulen, Voorzitter, Dr. H. E. v. Gelder, Ondervoorzitter en Mr. Lida Francois,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1916 | | pagina 1180