34
14
VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.
certificaat betrekking had gekocht waren van Neder-
landsche diamanthandelaren.
Sedert 1 Juni 1915 echter zijn vanwege de Kamer in het
geheel geen certificaten voor diamant meer verstrekt, aan
gezien de Kamer meende, dat waar door den Minister van
Financiën de gelegenheid was opengesteld om voor goe
deren bestemd voor het Britsche Rijk en Frankrijk een
certificaat van oorsprong te verkrijgen van de Inspecteurs
der Invoerrechten, na advies van de Arbeidsinspectie, het
wensehelijker was de uitreiking van zoodanige certificaten
over te laten aan die autoriteiten wien betere hulpmiddelen
dan de Kamer ten dienste stonden om zich van de juist
heid der voor hen afgelegde verklaring te kunnen over
tuigen. Bovendien besloot de Kamer waar het betrof
diamanten, een artikel, waarvan de herkomst slechts door
enkele deskundigen geconstateerd zou kunnen worden, ook
voor verzending naar andere landen de afgifte van certifi
caten te schorsen, in afwachting van een nadere regeling
voor deze materie.
De Kamer voelde te meer vrijheid tot dit besluit, aan
gezien ook uit een door den Voorzitter van den A.N.D.B.
aan den vorigen Secretaris gericht schrijven duidelijk
bleek, dat bij de afgifte van certificaten voor bewerkte
diamant de grootste voorzichtigheid geboden was.
Bij een schrijven van den Minister van Landbouw, Nij
verheid en Handel aan de Kamer d.d. 25 Juli 1915 bevat
tende afschrift van een aanschrijving van den Minister
van Financiën d.d. 22 Juli aan de Directeuren der Directe
Belastingen werd der Kamer medegedeeld, dat voor de
afgifte van certificaten van oorsprong voor bewerkte
diamant een regeling was tot stand gekomen, krachtens
welke alleen de Inspecteur der Invoerrechten en Accijn
zen te Amsterdam tot de afgifte van bedoelde certificaten
bevoegd zou zijn, zoo noodig na het inwinnen van advies
bij de Amsterdamsehe Juweliersvereeniging, den A.N.D.B.
of de vereeniging „Beurs voor den Diamanthandel” te Am
sterdam. Deze regeling gaf de Kamer aanleiding te onder
zoeken of het niet mogelijk zou zijn met het oog op het
groot aantal sedert den oorlog te Scheveningen gevestigde
uitgeweken diamanthandelaren, door wier toedoen te
Scheveningen reeds enkele slijperijen waren opgericht, een
regeling te verkrijgen, waardoor ook te ’s-Gravenhage zoo
danige certificaten zouden kunnen worden afgegeven, mits
een vereeniging van deskundigen zou kunnen worden ge
vonden, die den Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen
te ’s-Gravenhage van voorlichting zou kunnen dienen. In
dien geest had dan ook ingevolge opdracht der Kamer de