36
O
j
6
Over drie klachten betreffende paardestallen werd
bericht ontvangen van het Bouw- en Woningtoezicht.
De eerste klacht had betrekking op het clandestien
verzamelen van mest op het erf van een stalhouderij
aan de Van Swietenstraat. De Directeur van genoemden
dienst vestigde op deze zaak de aandacht van den
Hoofdcommissaris van Politie.
Gemeentebestuur had voorgesteld, dien grond
reinigen en, om voor het vervolg vervuiling
II
aan het
te doen
te voorkomen, door een afrastering van de straat te
doen afsluiten.
De andere klacht had betrekking op een bouwterrein
aan de Fisherstraat. Uit het bericht van genoemden
Directeur bleek, dat het zeer spoedig zou worden be
bouwd intusschen was door egaliseering aan het bezwaar
tegemoet gekomen.
De omstandigheid, dat klachten als deze telken jare
terugkeeren, deed de Commissie besluiten om bij de
aanstaande behandeling van het ontwerp tot herziening
der Bouw- en Woon verordening aan te dringen op
opneming van een voorschrift, strekkende tot het tegen
gaan van vervuiling van terreinen, die nog onbebouwd,
doch in de onmiddellijke nabijheid van een bebouwing
gelegen zijn.
Nog bereikte de Commissie een schrijven van den
directeur van een bouwgrondmaatschappij, waarin be
zwaar werd gemaakt tegen het gebruik door de Gemeente
van waardeloos vuil als straatvulling in de Transvaal-
buurt. Na onderzoek kwam de Commissie tot de slotsom,
dat tegen de wijze van straatophooging ter plaatse uit
gezondheidsoogpunt geen bedenking was te maken.
Een urinoir aan het Riouwlaantje bleek, door ver-*
spreiding van onaangename lucht, voor de omwonenden
hinderlijk te zijn. De Directeur van het Bouw- en
Woningtoezicht, met dezen misstand in kennis gesteld,
kon in zijn antwoord verklaren, dat de inrichting door
een van nieuwe constructie zou worden vervangen.
Een klacht over het gebruiken als urinoir van de
muren van perceelen aan den Schuijtenweg werd ter
kennis gebracht van het Bouw- en Woningtoezicht en
door dezen dienst aan de politie medegedeeld.
Ij
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.