I
4
50
2
VERSLAG GEMEENTELIJKEN HANDELSCURSUS.
Werkzaamheden der Commissie.
I «O
Gedurende 1916 werd de Commissie negen malen door
haren Voorzitter in vergadering bijeengeroepen; meermalen
woonde de Directeur van den Handelscursus op verzoek
van den Voorzitter een vergadering gedeeltelijk bij.
De bemoeiingen welke de Cursus van de Commissie vor
dert, namen voor wat het schoolbezoek betreft, in verband
met den zeer sterken groei van den cursus, dermate in om
vang toe, dat besloten werd dé voor de organisatie van dat
bezoek volgens reglement bestaande sub-commissies alle
uit slechts één lid te doen bestaan, waardoor het aantal
dier sub-commissies tot het maximum werd opgevoerd.
De Sub-commissie, belast met het onderzoek naar de ge
grondheid van de in het openbaar geuite meening als zoude
bet aan den Haagschen Handelscursus gegeven onderwijs
te kostbaar zijn, kwam met haren arbeid gereed, en diende
haar rapport bij de Commissie in.
De vraag van Burgemeester en Wethouders om advies
ter zake van een verzoek van den Diocesanen Roomsch-
Kiatholieken Vrouwenbond tot verkrijging van subsidie
voor een op te richten Handelscursus voor meisjes, gaf der
Commissie aanleiding te onderzoeken of tusschen de man
nelijke en de vrouwelijke leerlingen een dusdanige onge
lijkwaardigheid bestaat, dat de intellectueel minst uitblin
kende sekse geacht kan worden als een rem op de geestelijk
meer bevoorrechte te werken, in welk geval scheiding ge-
wenscht zoude zijn.
Het onderzoek, dat den vollen duur van het leerjaar
1914/1915 en alle leerlingen van den Hoofdcursus voor alle
vakken omvatte, wees uit, dat onder de gemiddeld per vak
en sekse voor vorderingen behaalde cijfers, die der manne
lijke leerlingen uitblinken voor Algemeene Handelskennis,
Duitseh, Boekhouden en Handelsrekenen en Staatsweten
schappen, die der vrouwelijke leerlingen voor Fransch,
Engelsch, Handelsaardrijkskunde en Machineschrijven.
Bij de totaal-gemiddelden, d.w.z. de gemiddelden vaai de
vorderingen-cijfers voor alle vakken en alle leerlingen van
gelijk geslacht over het geheele jaar, behaalden de manne
lijke leerlingen op de vrouwelijke een voorsprong van onge
veer 4,25 Bij het Kerstrapport bedroeg deze voorsprong
slechts 1,30 bij het Paaschrapport 4,70 en bij het eind
rapport 7,35 Op het stuk van gedrag en vlijt zijn de
vrouwelijke leerlingen zoo goed als steeds de meerderen, zij
’t ook dat hunne gemiddelde cijfers daarvoor die der man
nelijke leerlingen slechts weinig overtreffen. Van een hin
derlijke ongelijkheid tusschen de leerlingen der beide