53
104
VERSLAG LAGER ONDERWIJS.
te zamen één organisch geheel uitmaken, mag men er
eenige resultaten van beteekenis van verwachten.
In den laatsten toestand verkeert het herhalingsonder
wijs thans in geenen deele.
De onderwijzers kennen de leerlingen, welke zich aan
melden, meestal niet, daar zij gewoonlijk een andere dag
school hebben bezocht dan die, waaraan zij werkzaam zijn.
Hoeveel beter zouden de resultaten zijn, wanneer de
onderwijzer in de herhalingschool terug zou vinden die
leerlingen, welke in de dagschool zooveel jaren aan zijne
zorgen zijn toevertrouwd geweest. Wanneer bovendien het
herhalingsonderwijs verplicht was gesteld, zou de moge
lijkheid geschapen zijn, dat het inderdaad eene voortzetting
van het dagschoolonderwijs kon worden.
Nog in een ander opzicht openbaart zich het gemis aan
organisatie van het herhalingsonderwijs n.l. door zijn te
korten duur. Voor vele leerlingen bestaat het in het volgen
van een enkelen cursus; het getal van hen, die een twee
den cursus volgen, is te gering.
Het is geen opwekkende taak, op de tekortkomingen van
het herhalingsonderwijs te wijzen. Immers, reeds zoo dik
wijls is hetzelfde gedaan en het resultaat ervan openbaart
zich op hoogst ontmoedigende wijze in het steeds voort
bestaan der klachten.
Toch laat zich een inrichting van dit deel van het volks
onderwijs denken, waarbij het doel, waartoe het in het leven
is geroepen, kan worden benaderd, n.l. voort te bouwen aan
het schoone gebouw der volksontwikkeling, het gebouw,
waarvan de fundamenten zijn gelegd door het dagschool
onderwijs.
Het verslag van 1915 begon met de uitspraak, dat het her
halingsonderwijs nog steeds is het stiefkind, d.i. het minst
geliefde onder de verschillende takken van onderwijs.
Over de oorzaken van dit verschijnsel sprak het verslag
zich niet met beslistheid uit, er werd op gewezen, dat vol
gens sommigen de oorzaken te zoeken zijn bij de leerlingen,
die minder lust zouden hebben om na ’t verlaten der ge
wone lagere school opnieuw op de schoolbanken plaats te