59
FRÖBELLEER.
22
VERSLAG BEWAARSCHOOLAKTE-EXAMENS.
De exaineneisch luidt: Bekendheid niet den leergang en
het onderling verband der speelgaven van Fröbel en van
hetgeen er in den laatsten tijd op dat gebied is uitgekomen.
Gevraagd werd o. a.: Hoe kunt ge zien, dat er tussehen
de verschillende bouwgaven verband bestaat? Is de op
klimming overal even geleidelijk? Welke aanvullingen zijn
U bekend bij de bouwgaven? Was het noodig, dat die er
Opmerkelijk was ook, dat vele candidate!! nimmer een
leerplan voor de bewaarschool gezien hadden. Voor enkelen
was dat een zeer geheimzinnig stuk. Eén candidate be
weerde zelfs, dat zoo’n leerplan niet voor de onderwijze
ressen te zien valt, daar „het bij den Burgemeester
berust”.
Door de Commissie werd gevraagd naar de wijze, waar
op de candidate haar opvoedkundige kennis had verkregen,
met de bedoeling, dat de examinator zich zou kunnen
richten naar de bestudeerde boeken of naar de onder
werpen, op de lessen besproken.
Gevraagd werd naar de beteekenis van Fröbel als op
voedkundige. Wie in ons land zijné denkbeelden hielpen
verbreiden. In welke opzichten de tegenwoordige bewaar
school verschilt met den Kindertuin van Fröbel. Welke
nieuwe denkbeelden in zake de opvoeding van jonge kin
deren onze aandacht komen vragen. Indien bleek, dat een
candidate iets wist omtrent liet Montessori-verschijusel,
dan kreeg zij gelegenheid daarover een en ander te zeggen.
Er werd dan gevraagd naar het kenmerkend verschil tus-
schen de bewaarschool en de Montessorischool. Dikwijls
was, blijkens de goede antwoorden, dit onderwerp met
eenige voorliefde bestudeerd.
De vragen naar de moeilijkheden, welke het maken van
een rooster van werkzaamheden voor een klasse oplevert,
werden over het geheel goed beantwoord. Zoo ook die,
welke betrekking hadden op de inrichting eeuer bewaar
school.
Op de vraag, of de candidate ook wel eens een of meer
boeken gelezen had over opvoedkunde, werden meestal
genoemd werken van Ligthart, Kooistra, Coppius, Dr.
Ootmar, Dr. Gunning, Dr. Ritter en Zijlstra. Nimmer was
zoo’n werk in zijn geheel gelezen. De candidate had zich
bepaald tot een of twee hoofdstukken en die met aandacht
bestudeerd. Sommigen hadden den korten inhoud van een
hoofdstuk neergeschreven en dat uit het hoofd geleerd.
Daarentegen w’aren er enkelen, die critiseh hadden gelezen
en vele bedenkingen hadden tegen hetgeen een schrijver
betoogde.