59
24
VERSLAG BEWAARSCHOOLAKTE-EXAMENS.
en
korte vlechtlatten voor een reeks
I
ile le en 2e soort mozaïek eenige leer-
eiudig met een schoonheidsvorm.
16. Doe eveneens met de 3e en 4e soort mozaïek.
17. Leer de onderlinge verbindingen van drie soorten
mozaïek (naar keuze) en maak daarna een schoonheids
vorm.
18. Maak van
vorm; zorg voor
19. Gebruik den inbond
drie soorten mozaïek een sehoonheids-
verschillend werk aan het eind der les.
der ringendoos voor twee
figuren; maak daarna van de twee een groot figuur en
zorg voor verschillend werk aan het eind der les.
20. Maak van de ringen en stokjes een schoonheids
vorm, waarbij ge de verbinding van de rechte met de
gebogen lijn toepast.
21. Gebruik ringen en stokjes voor twee of meer levens
vormen, die gemakkelijk uit elkaar ontstaan.
22. Maak van ringen en stokjes eenige kleine levens
vormen, die met elkaar één tafereel vormen.
23. Gebruik lange en
levensvormen.
24. Maak een schoonheidsvorm van acht lange en acht
korte vlechtlatten.
25. Maak een vouwsel uit den dubbelen driehoek.
26. Idem uit het dubbele vierkant.
27. Geef een les met twee vouwbladen en zorg, dat aan
bet einde der les twee verschillende vouwsels ontstaan.
28. Geef een boetseerles of vrije vouwles.
(De boetseerles werd niet gekozen.)
3. Maak een reeks bouwvormen met de 2e gave B en de
4e gave B.
4. Idem met de 2e gave B eii de 4e gave C.
5. Maak van de 3e gave B en O eenige leervormen en
eindig met een bouwvorm.
6. Idem met de '4e gave B en C.
7. Maak een reeks bouwvormen met de 3e gave en de
3e gave D.
8. Idem met de 4e gave en de slotgave.
9. Geef een les met de 5e gave. Begint met eenige leer
vormen en eindig met een bouwvorm, samengesteld uit
de voorafgaande leervormen.
10. Idem met de 6e gave.
11. Maak van de 5e gave twee bouwvormen, die ge
makkelijk uit elkaar ontstaan.
12. Idem met de 6e gave.
13. Idem met de 5e gave B.
14. Maak een schoonheidsvorm van de 5e gave B en
zorg, dat aan het einde der les de leerlingen verschillend
werk hebben.
15. Maak van
vormen en