239
In 1916 werd wegens desertie tegen 13 schepelingen
proces-verbaal opgemaakt, die op één na allen be
hoorden tot bemanningen van alhier thuis behoorende
vaartuigen.
Gedurende de geheele visscherij bedroeg het aantal
deserteurs 49, waarvan 36 schepelingen van alhier en
12 van elders thuisbehoorende vaartuigen.
Driemaal werd de toepassing gevraagd van art. 402
van het Wetboek van Koophandel, om onwillige schepe
lingen tot hun verhuurden dienst te verplichten.
k
'11
Door den Waterschout wordt, voorzoover betreft de
aanmonstering van scheepsvolk, enz., het volgende
medegedeeld
Ook dit jaar was de zeevisscherij ongeregeld en gevaar
lijk door den oorlogstoestand, zoodat ook nu weder de
visscherij vroeger dan gewoonlijk werd gestaakt.
Al was het door het opbrengen naar Engeland van
onderscheidene vaartuigen en door de toenemende duurte
De Scheveningsche vloot bestond op 31 December
voor zooveel zeevisschersvaartuigen betreft, uit:
15 stoom- en motorloggers, 294 loggers, 5 logger-
bommen en 30 bommen
en voor zooveel kustvisschersvaartuigen betreft, uit:
7 zeil- en motorbooten, 15 garnalenbooten, 58 schok
kers, botters, vletten enz.
Van de vorenstaande zeevisschersvaartuigen namen
deel aan de schrobnetvisscherij
3 stoom- of motorloggers en 116 loggers;
en aan de haringvisscherij
8 stoom- en motorloggers, 296 loggers en logger-
bommen en 6 bommen.
Voor de uitoefening der kustvisscherij werden uitge
reikt 369 consenten tot een bedrag van f 184,50, dat
in ’s Rijks kas werd gestort.
Voor de schrobnetvisscherij werden aangemonsterd
1032 Scheveningsche visschers en voorde haring visscherij
4478 personen, waaronder 3731 te Scheveningen en
7471 elders wonende.
Het getal analphabeten bedroeg 55, waarvan 47 te
Scheveningen en 8 elders woonachtig.
dga