240
Den 13en Januari werd de 41-jarige schipper Job van
der Zwan van de SCH. 169 (Feeder C. J. van Leeuwen)
door een stortzee over boord geslagen. Hij verdronk
en liet eene weduwe met 4 kinderen beneden de 16
jaar na.
Van de SCH. 380 (reeder A. de Jong) viel op den
13en Januari de matroos Johannes Pronk, oud 48 jaar,
over boord en verdronk. Ook hij liet een weduwe en
4 kinderen beneden den 16-jarigen leeftijd na, evenals
de schipper van de SCH. 161 (reeder B. Pronk), genaamd
Alberd Korving, oud 30 jaar, die op den 20en Januari
over boord sloeg en verdronk.
Op den 19en Januari strandde de schokker SCH. 116
nabij Katwijk, waarbij schip en lading verloren gingen,
doch de opvarenden zich konden redden.
Aangenomen werd, dat tengevolge van den oorlog
met man en muis in de maand Februari zijn vergaan
de loggers SCH. 414 en SCH. 192, beide van de maat
schappij „Merwede”, SCH. 253 van de reederij Van der
Zwan en den Duik, SCH. 126 van den reeder C. van der
Toorn Jr. Co. en SCH. 274 van A. van der Ende,
waarbij werden nagelaten 24 weduwen en 66 kinderen
beneden den 16-jarigen leeftijd.
In de maand Maart strandde de logger SCH. 379 van
den reeder M. de Mos Pzn. nabij Hoek van Holland,
doch kwam in Juni weder vlot, zoodat hij na reparatie
alsnog aan de haringvisscherij kon deelnemen. Persoon
lijke ongelukken kwamen hierbij niet voor.
Op den óen Juli werd de stoomdrifter „Geertruida”
SCH. 103 van den reeder W. den Duik Jacz. door de
Duitsche onderzeeër U 4 getorpedeerd, nadat de beman
ning van de SCH. 103 dat vaartuig op last van den
duikbooteommandant had verlaten.
De schipper D. Taal, de 2e machinist en de wacht
hebbende matroos werden gevangen genomen en door
den duikbooteommandant naar Duitschland overgebracht,
terwijl de overige opvarenden van de SCH. 103 aan
den logger SCH. 307 werden overgegeven en thuis
gebracht.
der exploitatiekosten zeer uiteenloopend, toch mag over
het algemeen gezegd worden, dat ook dit jaar voor reeders
en visschers een voordeelig jaar is geweest.
L'