292
In het jaarverslag van het Museum ten bate t an het
In het verslag over 1916 van het Haagsch Museum
can Kunstnijverheid vinden wij vermeld, dat in de vaca
ture, ontstaan door het overlijden van Dr. I). Bos, werd
voorzien door de benoeming van den heer C. W.
Lunsingh Scheurleer. Wegens verhuizing uit den Haag
bedankte Jhr. C. H. C. A. van Sypesteyn als lid en
penningmeester van de Commissie van Beheer. In zijn
plaats werd benoemd Dr. H. E. van Gelder, terwijl de
heer Lunsingh Scheurleer tot penningmeester werd
aangewezen.
Het ledental ging in den loop van het jaar 1916
eenigszins achteruit.
Door den oorlogstoestand was ook dit jaar het bezoek
aan het Museum geringer dan in jaren vóór den oorlog
de studiebezoeken namen daarentegen toe. De llaagsche
afdeeling der Ned. Reisvereeniging bezocht op 8 April
het Museum. Door den Conservator werden geregeld in
het Museum kunstgeschiedenislessen aan verschillende
klasse van aanstaande leeraren en leeraressen in het
teekenen gegeven. In verband met het onderwijs aan
de Academie van Beeldende Kunsten werden door de
léSfiingen der verschillende afdeelingen vele voorwerpen
opgemeten en in teekening gebracht. Een bekend
Haagsch meubelfabrikant vroeg en verkreeg toestemming
tot het afdrukken en afgieten van enkele Lodewijk XIII
ornamenten op kasten en andere voorwerpen. Ook werd
een Fransche Lodewijk XV fauteuil ter copieering uit
geleend.
Verschillende voorwerpen werden aangekocht, ten
geschenke of in bruikleen'ontvangen.
In beginsel werd aan het einde van het jaar door
de Commissie van Beheer besloten tot belangrijke wijzi
gingen in de organisatie van het Museum als instelling
en in de verhouding daarvan tot de Academie van
Beeldende Kunsten.
kunnen leggen op twee schilderijen van G. H. Breitner:
een stadsgezicht, voorstellende „Het Rokin te Amsterdam”
en een zelfportret. Beide schilderijen zijn, evenals dat
van A. L. Koster, in het Museum voor het publiek ter
bezichtiging gesteld.