27
26
Bijlage I.
MINISTERIE VAN WATERSTAAT.
No. 5488.
’s-Gravenhage, 18 April 1916.
Betreffende
werkloosheids
verzekering,
(toestand na 1 Mei 1916).
Afdeeling
Werkloosheids
verzekering.
Ik heb de eer Uw College het volgende te berichten.
De noodregeling, in zake werkloosheidsverzekering, zoo-
als die is neergelegd in de circulaire van 22 Augustus 1914,
La C, afdeeling Arbeid, eindigt den 30 April 1916, terwijl,
naar het zich laat voorzien, de ontworpen nieuwe subsidie
regeling op den 1 Mei 1916 nog niet in werking zal kunnen
treden, omdat de totstandkoming der daartoe noodige
suppletoire begroeting langer tijd zal vereischen dan tot
laatstgenoemden datum beschikbaar is.
Met 1 Mei a.s. zal het verleenen van Rijksbijdragen in
den bijslag op de uitkeeringen ingevolge de noodregeling
dat op grond van voornoemde circulaire plaats vond
een einde nemen.
Ten einde nu de bedoeling der noodregeling des te beter
tot haar recht te doen komen, ben ik bereid, te bevorderen,
dat in aansluiting aan meergenoemde circulaire van
1 Mei 1916 af tot uiterlijk 31 December 1916, of tot zooveel
vroegeren datum, als de nieuwe regeling in werking zal
treden, het Rijk restitueert de helft van den bijslag, welke
wordt verleend op zuiver reglementaire uitkeeringen, uit
bij de gemeentelijke fondsen toegelaten of slechts voor, den
duur der noodregeling ingeschreven werkloozen kassen ver-
stiekt aan werklooze leden.
Het is zonder meer duidelijk, dat deze werkloozenkassen
na 1 Mei 1916 alleen zulke uitkeeringen zouden kunnen
doen, als in hare reglementen grond vinden, o.a. met het
oog op bedrag, maximum-uitkeeringsduur, uitkeeringstijd-
perk, enz. Echter zullen onder de in dit schrijven neerge
legde tusschenregeling de uitkeeringsbedragen dezelfde
blijven, als in de circulaire van 22 Augustus 1914, La C, afd.
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.