27
37
VERSLAG GEMEENTELIJK WERKLOOZENFONDS.
HOOFDSTUK II.
Subsidieeren ten behoeve van werkloozenkassen.
Art. 2.
Art. 3.
Art. 4.
1. Het subsidie komt voor de helft voor rekening van het
Rijk, voor de andere helft voor rekening der gemeenten,
waar de leden der werkloozenkas woonplaats hebben.
2. Het bedrag van het subsidie wordt vastgesteld in ver
band met de in de gemeenten in het eerste lid vermeld, wer
kelijk ingekomen bijdragen, en zal als regel ten hoogste
100 pCt. daarvan uitmaken.
3. Het kan op een hooger percentage worden gesteld, in
dien buitengewone omstandigheden van tjjdelijken aard
dit noodig maken.
4. Onder de in het eerste lid bedoelde woonplaats wordt
verstaan de werkelijke woonplaats der leden op den eersten
dag der week, waarover de bijdragen loopen, die tot grond
slag der in dat lid bedoelde vaststelling dienen.
5. Strekt eene werkloozenkas hare werking over meer
dan eene gemeente uit, dan betaalt elk dezer gemeenten
een gelijk percentage op de werkelijk ingekomen bijdragen
der leden, die binnen haar gebied woonachtig zijn.
Art. 5.
1. Het subsidie wordt gesteld onder het rechtstreekse!!
beheer van het bestuur der vereeniging en, met uitzonde-
Op verlangen van Onzen Minister worden door het be
stuur eener gesubsidieerde vereeniging de door hem noodig
geachte wijzigingen in het reglement der werkloozenkas
binnen een bepaalden termijn aangebracht.
1. Ten behoeve van werkloozenkassen, welker regle
menten door Onzen Minister zijn goedgekeurd, en die
overigens voldoen aan de door hem gestelde eischen, kun
nen door het Rijk in samenwerking met de gemeenten sub-
sidiën worden verleend aan daarvoor in aanmerking
komende vereen igingen, waarvan de werkloozenkassen
uitgaan.
2. De beschikking waarbij het recht op subsidie wordt
toegekend houdt den datum in, met ingang waarvan deze
een aanvang neemt.