30A
7
VERSLAG BOUW- EN WONINGTOEZICHT,
In 18 van deze gevallen leidde het ondershandsch overleg niet
tot het gewenschte resultaat en moest dot offieieele behandeling
worden overgegaan.
dringend geboden voorzieningen, ongeacht de crisisduurte,
moesten morden geëischt. Inderdaad werkt uitstel en slap
heid in dit opzicht den spoedigen terugkeer van normale
verhoudingen ten zeerste tegen; dat van dergelijk ongemo
tiveerd uitstel de volksgezondheid ernstige nadeelen zou
ondervinden behoeft geen wijd betoog, en ten zeerste zou
moeten worden gevreesd, dat in korten tijd de arbeid van
twaalf jaar op dit gebied zou worden ongedaan gemaakt.
Met voldoening mag worden geconstateerd, dat door
beleid, overleg en gepasten drang in het afgeloopen jaar
veel werd bereikt.
Op grond van art. 14 der Woningwet (en van de bepa
lingen der Bouw- en Woonverordening) werden door Bur
gemeester en Wethouders 46 aanschrijvingen uitgevaar
digd. terwijl officieus 130 gevallen van analoge strekking
werden behandeld.
Ingevolge de aanschrijving (voor zoover noodig met
toepassing van art. 46 der Woningwet) vonden 11 sloo-
pingen plaats, op aanzegging bovendien nog 8 sloopingen.
In behandeling werd genomen een klacht betreffende
overwegenden hinder als bedoeld in art. 22 der Woningwet,
door onbewoonbaar-verklaarde perceelen veroorzaakt voor
de bewoning van aangrenzende woningen; afwikkeling
hiervan werd opgeschort wegens een aanbod tot verkoop
van de perceelen aan de Gemeente.
De onteigeningsplannen voor een stuk van het oude
Scheveningen (Weststraat, Pronkstraat) en voor een ge
deelte van de Jodenbuurt, (waartoe dezerzijds resp. in 1911
en 1914 het initiatief werd genomen), kwamen in 1917 in
een meer gevorderd stadium van behandeling, zoodat op
ruiming van een tweetal ’der slechtst befaamde woning
complexen dezer Gemeente in afzienbaren tijd kan worden
verwacht.