30A
58
Sterfte aan alle ziekten en gemiddelde ouderdom.
Gerangschikt in klimmende volgorde ten aanzien van de
totale sterfte “loo zijn de wijken:
CC, Ia X, HH, K, P, DD, Z, E, T, A, S, D, H, FF, IJ, J, R,
B en C.
Schakelt men de sterfgevallen beneden één jaar (zuige
lingensterfte) uit, dan wordt de volgorde:
L, CC. P, E, K, X, T, A, HH, Z, DD, D, H, S, J, FF, IJ, R.
B en C.
Schakelt men de sterfgevallen beneden 5 jaar uit, dan
krijgt men:
L, P, CC, E, A, T, K, X, D, HH, H, Z, J, DD, S, FF, LI, R,
B en C.
Deze reeksen zijn eenigszins bevreemdend, vooral de
laatste. Dat b.v. A, K, D en H lager cijfers geven, dan de
in alle opzichten gunstiger wijk Z, dat de cijfers van Z en
J bijna gelijk zijn, en dat men de wijken DD, S en IJ in het
slechtste gezelschap vindt, schijnt weinig aannemelijk.
Rangschikt men in dalende orde naar den gemiddelden
ouderdom (de sterfgevallen beneden 5-jarigen leeftijd uit
genomen), dan krijgt men weer een geheel ander beeld:
Z, IJ, DD, R, C, FF, S, X, D, B, HH, T, J, H, CC, K, E,
A, P en L.
De lijnen totaal en totaal-minus-zuigelingensterfte (fig.
VII) hebben, bij het stijgen van het aantal bewoners per
woning, eerder een tendenz tot dalen, dan tot stijgen, en
zijn overigens zeer onregelmatig; dit laatste geldt ook bij
Fig. XIII legt een, in het navolgende toegelieht, verband
tusschen het sterftecijfer en den gemiddelden ouderdom
van sterfte, met uitschakeling van de sterfgevallen be
neden 5-jarigen leeftijd, d.w.z. van den beteekenenden
invloed der kindersterfte.
Fig. XIV geeft een dergelijk verband tusschen de sterfte
aan kanker en dezen gemiddelden ouderdom.
In fig. XV ten slotte is de verdeeling van de sterfte
over de verschillende leeftijdsgroepen voorgesteld.
VERSLAG BOUW- EN WONINGTOEZICHT.