3OA 60 VERSLAG BOUW- EN WONINGTOEZICHT. Z uigelingensterfte. Voor zoover noodig zij opgemerkt, dat de conclusie zich tot het voor deze Gemeente bewerkte, vrij gunstige materiaal bepaalt. In de graphiek VII ziet men geen duidelijk verband van de sterfte tot éénjarigen leeftijd met het aantal bewoners per H.A. D en X, ook beter zullen zijn dan H en J; R, DD, IJ en Z belangrijk beter zullen zijn dan C; IJ beter zal zijn dan R; Z IJ B en C zijn blijkbaar kwade plekken, H en J zijn echter ook leelijk. Opgemerkt wordt, dat B de Jodenbuurt omvat, en dat de .loodsche bevolking juist betrekkelijk gunstige mortali- teitscijfers pleegt te hebben. Onderzoekt men deze resultaten wat meer gedetailleerd (o.a. door beschouwing van de verdeeling der sterfte over de verschillende leeftijden in fig. XV, door vergelijking met fig. VI, en door toetsing aan de woningtoestanden), dan kan eenige invloed van slechte huisvesting worden aange wezen, doch blijken de bevolkingsdichtheid per woning en per H.A., en de maatschappelijke welstand ten deze zonder beteekenis. Treffend is, dat wijk D, die een groote dichtheid van bevolking en ongunstige bewoningstoestanden (woning- splitsing, houden van kostgangers, enz.) vertoont, terwijl de financieele omstandigheden der bevolking evenmin schitterend zijn (werkliedenwijk), toch zeer bevredigende cijfers geeft. De totale sterfte is nauwelijks boven het gemiddelde voor de Gemeente, bij uitschakeling van de kindersterfte (tot 5 jaar) is zij daaraan gelijk, terwijl de gemiddelde sterfte-leeftijd ter nauwer nood onder het gemiddelde cijfer van de Gemeente valt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1917 | | pagina 1185