30A
61
VERSLAG BOVW- EN WONINGTOEZICHT.
Terloops z(j nog opgeincrkt, dat de kindersterfte in wijk A
(Oud-Scheveningen) wel hoog is, maar toch naar verhouding niet
zoo ongunstig, als het rapport over kindersterfte te ’s-Gravenhage
en Scheveningen. in 1913 uitgegeven door de Gezondsheidscommissie
van s-Gravenhage. zou doen vermoeden.
Deze sterfte volgt, met groote, doeh verklaarbare
onregelmatigheden, de lijn van het aantal bewoners per
woning. Meer in het oog loopt het verband met de woning-
huur per bewoner, althans beneden f 100,— per hoofd per
jaar.
In de groepeering naar het aantal bewoners per woning
kan men als afwijkende toppen aanw'ijzen R, J, C, B. A en
E, en als inzinkingen Z, DD, IJ, HH en CC.
De inzinkingen laten zich verklaren door den invloed van
maatschappelijken welstand (deze wijken zijn in de huur-
groepeering vooraan geplaatst).
De toppen echter komen overeen met de abnormaal ge
plaatste toppen in het huurdiagram R, J, C, A en E.
Hier zijn blijkbaar byzondere invloeden in het spel, en het
is, met eenige plaatselijke kennis, niet moeilijk, ten deze de
woning als den kwaden factor aan te wijzen, ten deele
(doch zeker niet voor wijk A) versterkt door het veraf
liggen van gelegenheden tot verpoozing in de buitenlucht.
De overweging, dat de sterfte onder de kinderen van min-
dergegoeden per 1000 inwoners beïnvloed wordt door een
gemeenlijk sterkere nataliteit, heeft op deze conclusie geen
invloed.
Opgemerkt wordt de naar verhouding betrekkelijk gun
stige stand van K in de graphieken; het cijfer van K is
zelfs lager, dan het gemiddelde van de geheele Gemeente,
terwijl de bevolking vrij dicht en weinig draagkrachtig is.
Wellicht is deze lage sterfte te danken aan het geringe
aantal woningen van minder huur dan f 2,50 per week (zie
fig. VI).
Nadere bestudeering van de resultaten met fig. VI toont
aan, dat wel in het algemeen in de wijken met een groot
percentage woningen van de laagste huurrubriek de kin-