30A
62
VERSLAG BOUW- EN WONINGTOEZICHT.
Ter wille van de curiositeit is in fig. XVIII de totale sterfte over
de geheele Gemeente in 1915 voorgesteld, gesplitst naar de maanden
van het jaar. waaruit men ziet, dat de totale sterfte juist onder den
invloed van koude haar maximum bereikt.
dersterfte hoog is, maar dat volstrekt geen regelmatig
verband bestaat.
Fig. XV, waarin de wijken X, IJ, Z, DD, FF en HH als
bijzonder fraai uitkomen, bevestigt den invloed van maat-
schappelijken welstand.
In fig. XVI is, voor de wijken met totale zuigelingen
sterfte boven 150 in 1911 t/m. 1915, deze sterfte over de jaren
gedetailleerd, teneinde na te gaan, in hoeverre de byzonder
warme zomer van 1911 de verschillende wijken heeft beïn
vloed. A, C, D en P blijken ongunstig (vooral ten gevolge
van gastro-enlerites, zie fig. XVII), in R en T daarentegen
is de invloed van den warmen zomer weinig merkbaar.
Een verband met het percentage woningen van de laagste
huurrubriek blijkt ook hier niet
Alles bijeengenomen, blijkt de zuigelingensterfte voor
namelijk te worden beïnvloed door den maatschappelijke!!
welstand, en daarenboven door den woningtoestand en de
bevolkingsdichtheid per woning.
De eerste factor sluit wederom woning- en bewoning-
toestanden in, maar ook meer of minder zorgvuldige en
zaakkundige behandeling.
Dat de zorgvuldige behandeling vau veel invloed is, en
in belangrijke mate den invloed van slechte woningtoe
standen vermag te compenseereu, bewijst een vergelijking
tusschen B eenerzijds en C en J anderzijds,
In wijk B zijn de woningtoestanden ongunstiger, doch
is de zuigelingensterfte beduidend geringer dan in C en J;
de betere verpleging van Joodsche kinderen (ten deele be
vorderd door geringer kindertal) doet in wijk B haar in
vloed gelden, en bewijst, wat door de menschen in weer
wil van ongunstige woningsin vloeden kan worden be
reikt.
Dit neemt niet weg, dat goede woonverhoudingen voor