L 32 r i 4 VERSLAG V. H. SCHEIDSGERECHT V. GEMEENTEWERKL. ei> ander niet tot de conclusie kon leiden, dat appellanten zich niet aan eenig vergrijp hadden schuldig gemaakt, daar uit art. 27 van het Werkliedenreglement 1911 blijkt, dat buitengewoon verlof met of zonder behoud van loon door het hoofd van den tak van dienst wordt verleend zoo daarvoor een gegronde reden bestaat en dat die reden door hem. die verlof of verzuim vraagt, moet worden opgegeven en de beslissing over de gegrondheid van die reden uit sluitend berust bij het hoofd van den tak van dienst. Voorts meende het Scheidsgerecht, dat de handeling van appel lanten op grond der door hen aangevoerde redenen niet kan worden verschoond en dat zelfs aangenomen, dat de belangen van het bedrijf bij het toestaan van het gevraagde verlof of verzuim voldoende verzekerd zouden zijn gew’eest en dat appellanten, wegens de bij hen bestaande opvatting, zich geprikkeld hadden gevoeld door het antwoord der directie in een en ander geen voldoende verzachtende omstandigheid was te vinden om de opgelegde straf te zwaar te achten met het oog op de omstandigheid, dat het wegblijven had plaats gehad in vereeniging in grooten getale en niettegenstaande uitdrukkelijke waarschuwing. Mitsdien achtte het Scheidsgerecht, dat de handeling van appellanten terecht als een ernstig vergrijp was aange merkt en deswege een zware straf was opgelegd. De straf werd gehandhaafd met wijziging der omschrijving van het vergrijp in: „wegblijven in vereeniging na voorafgaand geweigerd verlof en niettegenstaande uitdrukkelijke waar schuwing”. So. Het Scheidsgerecht wendde zich in den loop van het verslagjaar tot Burgemeester en Wethouders en vestigde er daarbij de aandacht op, dat de door de hoofden van takken van dienst toegepaste boeteregeling bij te laat komen van gemeente werklieden niet goed werkte. Bij te laat komen van 30 minuten werd volgens die regeling een straf opgelegd van 25 cent, terwijl bij te laat komen van 31 minuten een straf van 26 cent wordt opgelegd en het feit aangemerkt wordt als een ernstig vergrijp. Maar de mee- ning van het Scheidsgerecht zoude in vele gevallen het verzuim niet als een ernstig vergrijp behoeven te worden aangemerkt, indien gebroken werd met het geldende stelsel om in tal van gevallen het loon uit te keeren ook over den door den werkman verzuimden tijd. Werd geen loon uit gekeerd over dien tijd, dan zou de op te leggen boete lager kunnen zijn en het vergrijp veelal niet als ernstig vergrijp zijn aan te merken. Voorts meende het Scheidsgerecht, dat de bedoelde boeteregeling te automatisch werkte en dat niet voldoende gelet werd op de omstandigheden van elk

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1917 | | pagina 1222