I
36
I
11
HOOFDSTUK IV.
Volkshuisvesting.
Het afgeloopen jaar bracht nog steeds niet den vrede
en zoo bleef, ook op het gebied der volkshuisvesting,
de buitengewone toestand voortbestaan. Hoe langer de
oorlog duurt, des te meer blijft de aanbouw van woningen
ten achter bij den aanwas der bevolking en stijgt dus
het tekort aan woonruimte. Vooral in 1917 werd, on
danks den ruimen geldelijken steun, door Rijk en
Gemeenten voor woningbouw verstrekt, door de groote
prijsstijging der bouwmaterialen de toestand steeds
moeilijken.
Ook in onze Gemeente was het gebrek aan woningen
groot. Dit gebrek, nog verscherpt door de aanwezigheid
van een groot aantal vreemdelingen, deed zich voor, niet
alleen bij de arbeiderswoningen, maar ook bij woningen
van hoogere huurwaarde.
Dat in deze omstandigheden met de toepassing van
het „afbrekend” gedeelte der Woningwet de grootste
behoedzaamheid moet worden betracht, werd, zooals
uit het vervolg zal blijken, ook door onze Commissie
begrepen. Aan den anderen kant mag zij met voldoening
melding maken van de ijverige bemoeiingen van het
Gemeentebestuur, dat, zoowel door eigen aanbouw als
door het verleenen van geldelijken steun, alles doet
om de beschikbare woonruimte te vermeerderen. Zonder
die bemoeiingen zou de toestand ongetwijfeld nog veel
ernstiger zijn dan hij thans is.
Een beknopt overzicht van hetgeen op het gebied
der volkshuisvesting is geschied geeft ook ditmaal de
Nieuwjaarsrede, door den Burgemeester op 7 Januari
1918 in den Gemeenteraad uitgesproken, waaraan wij
het volgende ontleenen:
,,De woningvoorziening bleef ook in 1917 met groote
moelijkheden, gepaard gaan, De stijging der bouw- en
credietkosten was zoodanig, dat de kosten per M3. om
bouwde ruimte, welke in het particulier bouwbedrijf
vóór den den oorlog op f 7 a f 8 kon worden gesteld,
thans f 15 4 f 18 bedroeg, terwijl ook de schaarschte
aan materialen een belemmering was. Bij den aanwas
der bevolking en de talrijkheid der hier verblijvende
s
VERSLAG DEK GEZONDHEIDSCOMMISSIE.