BJjlage 41
VERSLAG omtrent den toestand der „Haagsche
Maatschappij voor Kosthuizen” over het
jaar 1917.
Het Bestuur der Haagsche Maatschappij voor Kosthuizen
heeft de eer U het navolgende verslag aan te bieden om
trent den toestand der Vennootschap over het jaar 1917.
In 1917 was de opbrengst van logis f 6414,90 tegen f 5750,
in 1916. Aan onderhoud van de gebouwen werd in het afge-
loopen jaar uitgegeven f 1383,72s tegen f 724,03 in 1916, welk
bedrag geheel werd afgeschreven.
De exploitatierekening sluit met een winstcijfer van
f 2790,57, waarbij gevoegd het op 31 December 1917 vervallen
dividend No. 1, groot f 60,de intrest van het Belegd
Reservefonds, groot f 287,50, ontvangen huishuur van per
ceel Assendelftetraat No. 14, ten Bedrage van f 728,46, eene
totaal bruto-winst aanwijst van f 3866,53.
Daarvafl moet echter worden afgetrokken f 879,12 voor
betaalde intrest, f 279,05 tantième aan den directeur en
f 50,gratificatie over één jaar aan de directrice, zoodat
eeue netto-winst verkregen is van f 2658,36.
Het Bestuur stelt U voor, evenals de vorige jaren weder
om 4 dividend op de aandeelen uit te keeren en het
restant van de verkregen netto-winst f 1078,36 te bezigen
voor afschrijving op de gebouwen f 1000,en op den in
ventaris f 78,36.
De heeren C. E. Haitink, H. de Mol van Otterloo en W.
’s Jacob waren volgens rooster aan de beurt van aftreden
en werden als Commissaris herkozen.
Wegens de duurte der prijzen werden geen eieren ver
kocht.
Nog meer dan de voorgaande oorlogsjaren bracht 1917
haar belemmerenden invloed op de exploitatie van het
Kosthuis.
Het opdrijven der prijzen van alles wat met het logis in
verband staat, deed ons den inkoop van linnengoed en
dekens tot het allernoodzakelijkste beperken. (Door de
tegenwoordige waschmethode is er veel meer slijtage, en
bovendien werden veel meer dekens en handdoeken ge
stolen dan ooit het geval was.)