41
2
VERSLAG HAAGSCHE MAATSCHAPPIJ VOOR KOSTHUIZEN.
Het Bestuur,
H. de Mol van Otterloo, Voorzitter.
Jlir. J. J. C. M. van Citters, Secretaris.
Jhr. W. Röell, Penningmeester.
’s-Gravenhage, Mei 1918.
Wat het restaurant betreft, was het moeieljjk onze clien
tèle van het noodige te voorzien.
Door gelukkige inkoopeu van den oogst 1916 was het ons
mogelijk den geheelen winter door tot einde Mei 1917 alle
dagen, hij de aardappelkost, beste capucijners te verstrek
ken, hetgeen voor den werkman van zoo groot belang is.
Maar toen was het uit en begon de moeielijkheid, omdat er
nu anders niets te krijgen was dan hetgeen ons door de
distributie ten deel viel; dat was niet veel.
Zelfs van de capucijnersoogst 1917 konden we niets in-
koopen, omdat er door de Regeering beslag op gelegd was.
Kregen we van de bruine boonen iets, van de slechte groene
erwten iets meer, van de capucijners hebben we niets ge
had en menigmaal werd dan ook op bizonder krachtige
wijze gevraagd door onze klanten waar de goede kwaliteit
erwten, boonen en capucijners, welke wij vroeger altijd
volop hadden, nu gebleven waren.
Dat men geen rijst kon krijgen was begrijpelijk, omdat
dit een buitenlandsche vrucht is, maar peulvruchten levert
ons land toch ruimschoots op.
Door de braudstoffen-commissie zijn we zóó zuinig be
deeld, dat we niet eens voldoende hadden om het eten té
koken, zoodat voor verwarming der lokalen geen brandstof
was en de kachels dan ook niet geplaatst zijn.
Is onze inrichting, welke bijna 40 jaren bestaat eu door
het geheele land bij den netten werkman goed bekend staat,
voor de leiders van het Distributiebedrijf hier ter stede
eene onbekende?
Voor onverhoopten noodtoestand van ons vaderland heb
ben wü ons beschikbaar gesteld te zijner tijd voor 200 a 300
militairen te kunnen koken.
Hebben wij in vorige jaarverslagen gezegd, dat het be
haalde succes geheel en al te danken was aan het voor
zichtig beheer van den directeur en diens echtgenoote dan
was zeer zeker dit in het afgeloopen jaar meer dan ooit het
geval en is de „Haagsche Maatschappij voor Kosthuizen”
dan ook aan het echtpaar G .Hollander een woord van dank
verschuldigd voor de goede zorgen aan de inrichting gewijd.