I LU 53 i 12 verslag lager onderwijs. T' Reeds in 1908, bij schrijven van 28 April, No. 254, aan den Gemeenteraad, drong onze Commissie er op aan, om het maximum getal leerlingen per klasse voor alle scholen te beperken tot 36 en in 1912 gaf zij aan het College van B. en W., bij missive van 14 Maart, No. 69, in overweging, het getal leerlingen per klasse geleidelijk terug te brengen tot een maximum van 30, het in onderwijskringen vrij alge meen gewensehte getal. Tot nog toe echter bleven de wenschen onzer Commissie te dezen opzichte onvervuld. Klassen met 40 en meer leer lingen zijn, zoowel op de 1ste- en 2de-klasse-scholen als op de burgerscholen, nog lang geen zeldzaamheden. Een gun stige uitzondering maken de burgerschool voor jongens en meisjes aan de Van-Hoornbeekstraat 5 en de eenige openbare burgerschool voor meisjes aan de Atjehstraat 31, waar, bij besluit van B. en W„ het maximum is bepaald op 24 leerlingen per klasse. In de thans nog geldende „Verordening voor de openbare scholen van Lager Onderwijs der gemeente ’s-Gravenhage, No. 3 van 1897”, door den Gemeenteraad vastgesteld, is geen enkele bepaling omtrent het maximum getal leerlingen per klasse opgenomen. Onze Commissie acht het dringend noodzakelijk, dat in dezen toestand verbetering kome. Een overzicht der geheele schoolbevolking en van het Kosteloos toegelaten leerlingen. Kosteloos waren 15 Octo ber 1917 op de openbare scholen geplaatst 2916 leerlingen, d. i. 10.72 tegen 3457 of 12.81 in het vorige jaar. Op de bijzondere scholen werden kosteloos onderwezen 3254 leerlingen of 16.8 tegen 3697 of 19.81 in 1916. Het van het getal der kosteloos toegelaten leerlingen daalde op de openbare scholen met 2.09 terwijl de ver mindering op de bijzondere scholen 3.01 bedroeg.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1917 | | pagina 1583