I I I 59 4 „Noch boom, noch struik, een mijl in 't rond, Waar ik het MIJNE kruipen vond; Ginds, aan dien naakten puinhooptop. Het volle daglicht scheen er op; Geen mooglijkheid tot oogbedrog; En ’t beest was blauw; dat zeg ik nóg!” „„Groen! groen! geloof mij!”” ,,’k Zeg u blauw!” „„Groen!”” „Blauw!” Zoo gaat het snauw op snauw. Men stampvoet, blikoogt, vloekt, en zweert: De vriendschap was in grim verkeerd! Als, zie, een derde wand’laar kwam. Die reeds van ver hun’ twist vernam! Zijn woord is: „Heeren, kiest in mij Uw scheidsman! ’k Hoor tot geen partij. Bij 't lamplicht, ving ik, hedennacht. Het dier, dat u aan ’t kijven bracht. En draag ’t, in dit servet geknoopt. Naar Tunis, of ’t er iemand koopt. Ik weet nauwkeurig, wat ik ving: Zwart, gitzwart is het leelijk ding! Is *t blauw, of groen, dan sta ik klaar. En eet het op, met huid en haar!” Hier slaakt hij ’t, en, voor zwart als git, Vertoont zich ’t arme schepsel WIT! Gèèn sprak er, dan ’t kameleon; Juist van een ras, dat spreken kon. Het sprak: „Goé luitjes, hoort hoe ’t is: Elk had gelijk, en elk had mis! De kleur, bij dieren van mijn slag, Verwisselt zesmaal op een’ dag. Doch laat mü nu in vrede gaan! ’t Bied u een raad, als losgeld, aan: Schijnt andren, wat u krom scheen, recht, Heet niemand daadlijk dom of slecht”. Van maaksel schier een hagedis; Zijn staart lang tien duim, naar ik gis; De tong voor mug of vlieg te gauw; En nu de kleur? denk! hemelsblauw!” „„Blauw! Blauw”” smuilt B. ,,„’k Herken uw beest Maar, vriend, dat is nooit blauw geweest. Men hiet het een kameleon. Ik vond het, schuilend voor de zon In ’t lommer van een dadelbosch; Daar kroop het, net zoo groen als ’t mos!”” VERSLAG BEWAARSCHOOLAKTE-EXAMEXS. I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1917 | | pagina 2011